Gepubliceerd op 16-11-2020

Ka

betekenis & definitie

N volksnaam [B&TS; Weijnen 1996] en officiële friese naam voor de Kauw ← [Boersma 1972]. De naam is een treffende geluidsnabootsing van de roep van deze soort, al of niet herhaald "ka" (eigenwn.).

De Vries 1928 noemt de naam van het lemma als eerste-keus friese naam, maar bij De Vries 1911 kwam Ka na fries Alk (zie Alk (3)) en Akke pas op de derde plaats, terwijl Albarda 1897 de volksnaam Ka wel noemt, maar niet speciaal voor Friesland. Vaak ook, misschien omdat de naam toch iets te kort van klank bevonden werd: Torenka ←, Kerkka of Skusstienka. De [aa]en de [au]-klank komen in de naam naast elkaar voor, bijv. gronings Torenka naast Kaauw [VPG] en Smit 1996 voor Dwingelo (Dr): "Een Torenka wordt ook wel Kauwgie enuumd". Oostfries Ka, Kaa en varianten, helgolandfries Kauk [De Vries 1928; Wüst 1970]; achterhoeks Ka, liemers Kaai, Kaos [Schaars 1989]; zuidN Kaai [WVD; WBD; WLD], Kaaf(ke), Kaiken en Kaken [WBD]. De tweede k is mogelijk steeds (een restant van) een verkleiningsuitgang, maar het is ook denkbaar dat hij deel uitmaakt van de zuivere onomatopee: immers, als de Kauw kort achter elkaar tweemaal "ka" roept, zou men, wat de medeklinkers betreft, ongeveer dezelfde vorm kunnen krijgen als Koekoek. F Choucas 'Kauw' (<Choucquas (1530)) vertoont ook de twééde k (geschreven c), evenals provengaals Choco (naast Chavo).

Oudsaksisch/ohd/mnd Ka(a) [Suolahti] >(?) deens (dial.) Ka, noors Kaie, zweeds Kaja (ook: Kyrkkaja), E/schots Ka, Kae, Kay [Jackson 1968; De Vries 1911]; lübecks Kauke (1511), altmarkisch Kauk, tsjechisch Kavka (obecna), pools/wendisch Kawka (hiernaar is mogelijk de familienaam van de beroemde oostenrijkse schrijver FranzKafka (1883-1924) genoemd.

In bulgaars HaBKa Tsjavka is de aanvangsmedeklinker gepalataliseerd. In R Tama Galka 'Kauw' is de k van de verkleiningsuitgang -ka, die in veel R vogelnamen voorkomt.

E Chough 'Alpenkraai', maar vroeger 'Kauw' <middelengelschogen (mv.) (c.1305) dat Sievers 1898 terugvoert tot oudengels cêo, wordt door Suolahti 1909 (daarom?) niet direct verwant geacht.

In meer talen zit vermoedelijk een onomatopoëtisch element in de naam voor de Kauw, maar het is zonder kennis van die talen niet met zekerheid te stellen, bijv. in fins Naakka. Mogelijk ook in turks Küqük karga (=Kauw, 'kleine karga'; naast Büyükkarga (=BonteKraai, 'grote karga')). Zie ook Alk 3.

ETYMOLOGIE N Kae [VK c.16181] <mnl Ca ("Kerkkauw, torenka, eene kleine kraai") [MH 1932], Ka (Bern. c.1240) [VT]. Deze namen zijn zuivere onomatopeeën, i.t.t. de namen rond Kauw, die van oorspronghalfonomatopeeën zouden kunnen zijn. Kauw kan echter ook in verhouding tot Ka staan zoals blauw tot mnl bla en grauw tot mnlgra.

1 VK p.250: KAUWE, KAE. Monedula. gracculus.* ger. sax. kaycke ... ang. ka, kaddovv, chovvgh.
*auis dicta a sono vocis quam edit.