Gepubliceerd op 16-11-2020

Hop

betekenis & definitie

Upupa epops Linnaeus 1758. Vogel met een opvallend uiterlijk (heeft bijv. een opzetbare bonte kuif), en ook met een opvallende 'advertising-call' ( = 'zang') van het een driedelig, ritmisch "oepoepoe(p)" of "oe-oe-oe".

Het wekt daarom geen verwondering dat in veel talen de naam zeer onomatopoëtisch aandoet. Vgl. voor wetenschappelijke naam Coomans de Ruiter et al. 1947 en voor E Hoopoe (<oudf Huppe <Lat Upupa) Lockwood 1993; voor N volksnamen zie sub Boet-boet en Hoepentoep. Fries Hupe ←.It Upupa, Sp Abubilla, portugees Poupa, Catalaans Puput, roemeens Pupaza, R VRÓR Oedód, tsjechisch/pools Dudek. Het is daarom verrassend dat in de etymologie van de N en D namen de oorsprong van het element -hop wordt gegeven als afgeleid van het ww. huppelen ^sprongetjes maken) [FWH; NEW]. Mackensen 1985 en VT 2000 erkennen dat het 'huppelen' slechts volksetymologie is, en vDE 1993 stelt dat de naam louter "klanknabootsend gevormd" is. Suolahti 1909 ziet in D Wiedehopf 'Hop' niet alleen het tweede deel (-hopf) als primair onomatopoëtisch, maar óók het eerste deel; dit onder verwijzing naar D en oostenrijkse volksnamen als Wuddwudd, Wud-Wud en Wudhupf en Wudhup, waar in de laatstgenoemde de medeklinkercombinatie van Wiedhopf voorkomt. Een flinke steun voor deze opvatting is het gegeven dat de Hop niet echt een bosvogel (een vogel van het woud (ohd widu)) is.

BENOEMNGSGESCHIEDENIS Vroeg 1764 en Wegman 1765 spreken van de Hopvogel. NV 1789 en Schlegel 1828 (p.170) noemen de soort Hoppe. In het Dictionarium Tetraglotton (Antwerpen 1562): Hop [VT]. Voor de mnl namen zie etymologie; een andere mnl naam voor de soort is Linghenvoghel ←.

ETYMOLOGIE N Hop (1562), Hoppe <mnl hop (c.1300), hoppe, hoopte, hoptope, wedehoppe1, weehop (2e helft 14e eeuw), wedehop (1437) [VT] <oudsaksisch wido-hoppa; fries Hupe; mnd Hoppe. D Wiedehopf <mhd Witehopf(e) <ohd witihopfa, wituhopfa, wituhopfo, wituhoffo. {Mnd wede <oudsaksisch *widu 'woud'; ohd witu, widu 'woud, hout'; oudengels widu, wudu (>E wood 'woud, hout'); oudnoords vithr 'boom', oudiers fid 'boom', gallisch fiodh, welsh gwydd 'bomen'. Zie ook Wedewale sub Wielewaal. D Wald 'woud, bos' heeft een andere etymologie (zie sub Woudduif).} In het F is van de vogelnaam Huppe niet alleen F dupe 'bedrogen(e), onnozel(e)' (<duppe (1426)) (>N dupe) afgeleid, maar ook het bnw. huppé, dat in de betekenis van 'gekuifd' weerkeert in vogelnamen als Vanneau huppé 'Kieviet', Mésange huppée 'Kuifmees' etc. Er is echter ook F houppe (1. kwastje als versiering, 2. (oprichtbare) kuif van veren), in betekenis (2) synoniem met F huppe, dat dus op zijn beurt ook nog de andere betekenis heeft van 'Hop'. Het is moeilijk voor te stellen dat houppe niets te maken zou hebben met de vogel die zo'n oprichtbare kuif van veren heeft! Voor de etymologie van houppe geeft Robert op: <oudnederfr *huppo 'toef, bosje' {?> N huif, ?>D Haube.} Het lijkt er op dat de vogelnaam (hier) een zgn. pars-pro-toto is waarin met in feite een déél van de vogel, de 'kuif', de gehele vogel wordt bedoeld.

1 De mnl naam Wedehoppe is mogelijk de basis van de vogelnaam Woudaapje ←. Hop en Woudaapje maken gelijksoortige geluiden, en deze spelen een voorname rol in de naamgeving van deze soorten. Dat zulke verschillende soorten als Hop en Woudaapje qua naam door elkaar gehaald worden, komt vaker voor. In het E werden Wielewaal en Groene Specht qua naamgeving door elkaar gehaald. Hetzelfde bij Hop en Kieviet, vanwege de gemeenschappelijke kuif. Lockwood citeert: "1481: The huppe or lapwynche (=Lapwing, Kieviet) is a byrd crested". Zie hiervoor sub Ljip.