Gepubliceerd op 16-11-2020

Hoen

betekenis & definitie

mv. Hoenders Algemene naam voor de leden van de familie der Tetraonidae =Ruigpoothoenders (o.a. het Korhoen behoort hiertoe) (1)

(2) alle leden van de orde der Galliformes, waartoe naast de Ruigpoothoenders bijv. ook de familie der Phasianidae (=Fazanten) behoort;

(3) het tamme Hoen, het Huishoen, oftewel de Kip Gallus gallus forma domesticus; (4) bij uitbreiding alle vogels die in enig opzicht aan een Hoen herinneren, bijv. het Waterhoen (deze soort is een Ralachtige).

ETYMOLOGIE N hoen <mnl hoen (1279) [VT]; achterhoeks hoon <oudsaksisch hon; D Huhn <ohd huon; fries hin 'kip' (ablautsvorm, overeenkomend met N hen); noors/deens hone, zweeds höna, höns <oudnoords hrnna, mv. hrnns, hmnsn(i). Germ *hones, *honjon; dit laatste te vergelijken met Lat (ci)conia 'Ooievaar' (Klankwet nr.9). Hoen staat in Ablaut tot Haan ← en Hen.