Gepubliceerd op 16-11-2020

Haakbek

betekenis & definitie

Pinicola enucleator (Linnaeus: Loxia) 1758. Fries Heakbek ←.

Een met de Kruisbekken verwante Vinkachtige die broedt in Scandinavië, Siberië en boreaal Noord-Amerika, die zeer zelden (2x) naar N afdwaalt. Hij heeft een uitstekende bovensnavelhelft ('haak'), maar de ondersnavelhelft kruist niet met de bovenneb (zoals bij de Kruisbekken). vD 1961-1995 geeft Haakvink als synoniem; de bron hiervan is nog onbekend. D Hakengimpel. {Gimpel <mhd gümpel (Sachs 1531) (<mhdgumpen 'springen'; vgl. E jump) is de naam voor de Goudvink ←. Ook québécois (frans-canadees) Bouvreuil 'Haakbek' betekent naar franse maatstaven 'Goudvink'. Ook de Am volksnaam Mope (='weinig bewegende vogel') is hoogstwaarschijnlijk <EMwope, Mawp <E *Mope (>ENope) <EMalpe <EAlp(e) 'Goudvink' (1275), waarvan de etymologie onbekend is [Lockwood 1993].} BENOEMINGSGESCHIEDENIS Albarda 1897 geeft de naam van het lemma (p.18).

Schlegel 1858 noemt wel de toenmalige wetenschappelijke naam, maar geen N, omdat de soort nog niet in N was aangetroffen. Houttuyn 1763 vertaalt Linnaeus' 3e ‘Kernbyter', Loxia Enucleator, met Kanadasche Kernbyter. Via de Fransman Brisson was nl. bekend dat deze soort ook in Canada voorkwam. Houttuyn kent de soort zelf niet.Houttuyn (p.502): "Deeze Vogel onthoudt zig in de Pynboombosschen der hoogste deelen van Sweeden en van Kanada, leevende van Pynappelen, en derzelver Pitten zaaijende. Des Winters vertrekt hy naar de Zuidelyke deelen van Sweeden, gaande in 't end van Oktober Upsal voorby. Jong zynde is hy rood, oud zynde geel, en maakt by nagt een zeer sterk geluid. Van de Sweeden wordt hy Swensk-Papegoja, Tallbit en Paris-Fogel genoemd, wegens zyne fraaiheid." Meer bijzonderheden inWilms960722,5-6.

ETYMOLOGIE haak: N haak <mnl hake, haec; oudsaksisch hako; fries heak; D Haken <ohd hako; oudengels haca 'grendel' (E hook en N hoek zijn verwante woorden); noors/zweeds hake, deens hage <oudnoords Haki (persoonsnaam); idg *keg, *kek 'pin, haak' (Klankwet nr.9); lets kegis 'kruk' en litouws kénge 'haak, deurklink'. Voor de etymologie van bek zie aldaar.