Gepubliceerd op 16-11-2020

Dale

betekenis & definitie

Oude N benaming voor de Kauw [VK c.1618; hier letterlijk: "Dale. sax. i. dole. Monedula", m.a.w. er wordt verwezen naar het Saksisch 'dole' (>D Dohle 'Kauw').

Hier is mogelijk aan het D ontleend. Op p.159 staat vermeld: "DOL, DOLE ... graculus. sax. dale: ger. tul". (Lat graculus 'Kraai'). MH 1932 vermeldt mnl Dool, Dole ("Kleinekraai").Vooral in Limburg treft men de volksnamen met -oo- en -eu(Dool, Doolke, Dole, Deul, Dölke, Döal(sje)) nog aan [WLD]. Op het carnaval 1997 te Herkenbosch werd het publiek in de feestzaal aangesproken met "Doale en Doalkes", wat de functie had van "Dames en Heren" met ws. de betekenis "(Akelige) Kletskousen"; in het dorp werd een standbeeld van een Kauw onthuld [tv, Van Gewest tot Gewest 980215]. Voor Dolle Sjaak zie Sjaak.

Houttuyn 1762 noemt de D namen Tul, Thule, Dole en Doel en E Daw of Jack-Daw, maar geeft de limburgse namen niet. Pas in Hens 1926 wordt dan weer limburgs Dölke genoemd (p.31). Dit is het verkleinwoord, misschien van toepassing op het ♀ van de Kauw (vgl. boven).

Eber & Peucer 1549 geven D doel (=Monedula) en berckdael (=Pyrrhocorax) ('bergkauw', dus: 'Alpenkauw'). Jonston 1660 vermeldt bij een duidelijk als Kauw herkenbare vogel op Tab.XVI: "Graculus Tul Dole".

ETYMOLOGIE D Dohle <ouder D Tole [HG 1669] <mhd tahe(le) <ohd taha(la) <westgerm *dahwon 'Kauw'; in de 13e eeuw ook mhd tole <ww. (dial.) dalen, tallen, tullen 'zwetsen' (Kauwtjes kan geleerd worden te 'praten'), ws. verwant met N taal; volgens wahrig 1992 is er sprake van vermenging van deze twee, hetgeen o.a. het stemhebbend worden van de aanvangsmedeklinker kan verklaren (als oostmiddelduits fenomeen, zoals bij dauern (<mhd turen) [Mackensen 1985]). In de bovengenoemde namen Tul en Thule zal de u [N oe-klank] van tullen zitten. E Jackdaw <Iacke dawe (1543) <dawe (14321450) ~ohdtaha <*daha [Lockwood] [01C,60].

TOPONIEM De Deulkesberreg bij Valkenburg in Zuid-Limburg.