Gepubliceerd op 16-11-2020

Dagslaap Dagslaper

betekenis & definitie

Oude N namen, evenals Dagslaep en Dagslaeper (?Gronovius 1760 [Rynja 1983]), voor de Nachtzwaluw ←, o.a. bij Vroeg 1764 enWegman 1765; deze naam wordt ook opgegeven door Gavere & Bemmelen 1856 en vervolgens als typisch groningse volksnaam opgevat. Zie ook fries Deislieper.

De vogel is 's nachts actief en houdt zich rustig overdag, hetzij op de grond (op het nest), hetzij in de lengte op een dikke tak zittend.Houttuyn 1763 geeft de indruk dat de naam aan het D ontleend is: "... daarom noemde menze ... in 't Hoogduitsch onder andere ook Tag-Sclaeffer, dat is Dagslaap." (p.615). Als bijschrift bij de plaat vermeldt hij: "Dagslaap of Geitenmelker" en in zijn Bladwyzer: Dagslaap. In de marge echter staat alleen: "Europische", waardoor B&O 1822 ws. konden interpreteren: "De Europische Dagslaap, de Geitenmelker." InThijsse 1944 Dagslaap, inZiK: Dagslaper.

Suolahti 1909 noemt D Tageschlaffer bij Schwenckfeld 1603. De vorm Tagschlaf in Pruisen (overeenkomend met N Dagslaap) beschouwt hij als nog ouder, gezien de wijze van nomen agentis-vorming (niet op -er); hiervoor gaat Suolahti uit van ohd *tagaslafa, *tagaslafo (p.20).