Gepubliceerd op 16-11-2020

Daamljurk

betekenis & definitie

Friese volksnaam voor de Graspieper ← [Zantema 1992]. Oudere spellingen in De Vries 1911 (Damljurk) en De Vries 1928 (Daemljurk).

In Snouckaert 1908 Damleeuwerik ←.Daam verwijst naar 'dam, nauwe verbinding tussen twee door een sloot gescheiden weilanden of een weiland en de weg'. Op zo'n dam staat meestal een hek; op dit hek hebben Graspiepers en andere weidevogels graag hun zangen/of uitkijkpost. Zie bijv. ook Damschieter.

Ljurk, letterlijk 'leeuwerik', verwijst naar de oude tijd toen men het verschil tussen Leeuwerikken en Piepers nog niet kende of het niet belangrijkvond.

ETYMOLOGIE N dam <mnl dam (1165 [VT]); fries daam, dam <oudfries dam; mnd dam; D Damm (met nederduitse d-) <mhd tam; deens/noors dam 'vijver, plas, poel; dam', zweeds damm 'dam, dijk; vijver', ijslands dammur <oudnoords damm [AEW]. Net als bij dijk (waarvoor zie sub Dikschieterliere) het geval is, kan ook dit woord naar beide resultaten van het graven verwijzen: zowel de verhoging ('dam') als de gelijktijdig ontstane kuil ('vijver'). Deens Damklire, noors Damsnipe en zweeds Dammsnappa, namen voor de Poelruiter ←, verwijzen naar een 'vijver' of 'poel', niet naar een 'dam'.