Gepubliceerd op 16-11-2020

Babbelaartje

betekenis & definitie

Volksnaam "bij Haarlem", volgens opgave voor de Braamsluiper [Schlegel 1854-1858]. Als F naam geeft deze bron op: La babillarde (p.127), maar bij Brisson stond Fauvette babillarde vermoedelijk voor de Tuinfluiter, dit "wegens zyn lieflyk Gezang vermaard" [Houttuyn 1763 p.572].

Mogelijk is de N naam door de F beïnvloed. Voor de tendens om Zangers als bijv. de Sylvia's een enigszins negatieve naam te geven, zie sub Taats.Wickevoort Crommelin 1858 stelt: "De Zangers, Sylvia; de vogels van dit geslacht worden aan den duinkant bij Haarlem ook wel in het algemeen grasmusch genoemd, en alsdan worden de soorten aldus onderscheiden:

35. Sylvia cinerea, Lath., Temm. I bl. 207, gewone grasmusch,
36. Sylvia curruca, Lath., kleine grasmusch en 38. Sylvia hortensis, Bechst., groote of basterd grasmusch;

Sylvia atricapilla is wegens hare zeldzaamheid aldaar niet onder eenen afzonderlijke naam bekend."

Van Grasmus (nr.35 hierboven) en Tuinfluiter (nr.38) was in die tijd bekend [Schlegel 1852] dat zij als broedvogel algemeen voorkwamen; dit zal dan zeker ook in het struikgewas in de duinen (Grasmus) en struikgewas op vochtige plekken (Tuinfluiter) bij Haarlem het geval geweest zijn, want deze soorten komen daar ook nu nog gewoon voor. De naam "gewone grasmusch" (hierboven) wijst daar trouwens (voor wat de Grasmus betreft) ook duidelijk op. Het is ongetwijfeld één van déze soorten geweest (en niet de veel zeldzamer Braamsluiper) die op een extra volksnaam (Babbelaartje in dit geval) aanspraak mocht maken! Als subtiel extra 'bewijs' voor deze stelling geldt de omschrijving "bij Haarlem": Braamsluipers zou je (net als nu nog het geval is) in tuinen verwachten, en tuinen bevinden zich vooral in Haarlem.

Later heeft Thijsse 1938 (p.215) een poging ondernomen om de volksnaam Babbelaartje te verklaren door naar een zacht en door de mensen zelden opgemerkt onderdeel van de Braamsluiperzang te verwijzen; deze overtuigt niet (i.t.t. het benoemingsmotief voor namen als Molenaartje ← etc., die op het luide onderdeel (het opvallende rateltje) betrekking hebben.