Voedings en Genotsmiddelen

dr. M. Wagenaar (1938)

Gepubliceerd op 17-03-2019

Warenwet (werking der wet)

betekenis & definitie

Volgens deze wet, die in 1919 tot stand kwam en in 1935 gewijzigd werd, is ons land verdeeld in 16 keuringsdistricten, elk met een centraal laboratorium (gevestigd in Amsterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage, 's-Hertogenbosch, Utrecht, Nijmegen, Maastricht, Zutphen, Haarlem, Dordrecht, Leeuwarden, Groningen, Enschede, Alkmaar, Goes en Assen). Aan deze diensten is een uitgebreid toezicht op voedings- en genotmiddelen opgedragen. Ook tot andere gebruiksvoorwerpen (behangsel, meubelstof, kapok enz.) strekt zich hun werkzaamheid uit. Wanneer de wetgever zulks wenschelijk acht, draagt hij deze diensten bij een desbetreffend Koninklijk Besluit een bepaald toezicht op.

Het toezicht op versch vleesch geschiedt krachtens de Vleeschkeuringswet; dat op de boter krachtens de Rijksbotercontröle. De eischen, waaraan verschillende waren moeten voldoen, worden nader omschreven in de genoemde Koninklijke Besluiten, waarvan er sommigen in den loop der jaren een wijziging ondergingen. Tot nog toe zijn als voornaamste verschenen: Besluiten betreffende: bier, brood, cacao en chocolade, consumptieijs, gordijnstof, koffie en thee, honig, jam en limonade, kaas, kapok, margarine, meel, melk, specerijen, suiker en stroop, vet, vleeschextract, vleeschwaren, waschmiddelen en wijn. In deze Besluiten worden nauwkeurig de eischen omschreven, waaraan de verschillende waren voldoen moeten om in den handel gebracht te mogen worden. Aan iederen dienst is het benoodigde opsporingspersoneel verbonden; namelijk scheikundigen en analysten voor het laboratoriumonderzoek en keurmeesters voor de controle in winkels en op straat.

Door het verdeelen van het land in verschillende, aan elkander grenzende keuringsdistricten, werd voorgoed een einde gemaakt aan den toestand, die heerschte vóór het in werking treden der Warenwet n.l. dat alleen in de groote steden toezicht werd uitgeoefend en het platteland maar al te vaak datgene kreeg, wat in de steden geweigerd of teruggestuurd werd. Vele minder reëele handelaren hielden er dan ook een kwaliteit voor de steden en een kwaliteit voor het platteland op na. Dergelijke gebruiken werkten natuurlijk misstanden zeer in de hand. Thans gelden de voorschriften niet meer plaatselijk, maar voor het geheele land. De verschillende diensten houden voortdurend voeling met elkander, waardoor bedrog met waren vrijwel onmogelijk is en in elk geval zeer spoedig ontdekt wordt. De kosten voortvloeiende uit deze wet worden gedeeltelijk door het Rijk, de gemeente waar een laboratorium gevestigd is, de kringgemeenten en de belanghebbende handelaars en producenten betaald. De directie verstrekt desgewenscht inlichtingen en adviezen.

Ook particulieren kunnen zich met klachten tot den keuringsdienst, waaronder zij ressorteeren, wenden. Het doel dezer wet is dus allereerst waarborgen te geven omtrent de kwaliteit der voedings- en genotmiddelen, maar daarnaast ook het bevorderen van de eerlijkheid in den handel. Als zoodanig worden niet alleen het koopend publiek, maar ook de bona-fide handelaren beschermd, immers hij staat niet langer bloot aan de unfaire concurrentie der levensmiddelen-vervalschers. Het spreekt overigens voor zich zelve, dat in de eerste plaats de financieel minst krachtige consumenten door deze wet beschermd worden, immers de goedkoope levensmiddelen waarop zij aangewezen zijn, komen allereerst voor vervalsching in aanmerking. Ook de fiscale belangen worden door de Warenwet gediend, bijv. de suikeraccijns. Zie ook Toezicht op levensmiddelen.