Voedings en Genotsmiddelen

dr. M. Wagenaar (1938)

Gepubliceerd op 26-01-2019

Rauwkost

betekenis & definitie

Rauwkost - De mensch behoort tot de omnivoren of alles-eters, in tegenstelling met de herbivoren of planten-eters en de carnivoren of vleesch-eters. Tusschen deze groepen bestaan tal van overgangen. Ook onder de menschen zullen er velen zijn, die meer tot de vleescheters en anderen, die meer tot de planteneters naderen. Een kenmerk van den mensch is, dat hij een gedeelte van zijn voedsel gekookt gebruikt (hierdoor onderscheidt hij zich scherp van andere wezens, het is nl. een handeling waaraan logisch denken ten grondslag ligt).

Een gedeelte van het dagelijksch menu wordt rauw genoten. De min- of meerdere uitgebreidheid hiervan is een kwestie van smaak, aanleg of overtuiging. Zooals steeds bij dergelijke principiëele kwesties, heeft men hierbij uitersten, die in dit exceptioneele geval elkander niet raken. Naast menschen, die zelden of nooit iets rauw eten, zijn er anderen, die dit bij voorkeur wel zullen doen. Overdrijving aan beide kanten is onlogisch en af te keuren. Het gebruiken van rauwkost heeft zoowel vóórals nadeelen. De voordeelen kunnen door een verstandige toepassing nog meer op den voorgrond gebracht, de nadeelen door kennis van zaken tot een minimum beperkt worden. Een allereerste voorwaarde bij het gebruik van rauwkost is, dat de verteringssappen ook inderdaad de voedende bestanddeelen zullen kunnen bereiken.

Is dit niet het geval, dan verlaat het voedsel het lichaam, zonder dat er voldoende profijt van getrokken is. (Zie Voedsel onverteerbare bestanddeelen). Rauwkost eischt voorts betrekkelijk veel inspanning van het gebit en van de verteringsorganen. Deze omstandigheden, die in sommige gevallen tegen het nuttigen van rauwkost pleiten, kunnen door het toepassen van allerlei hulpmiddelen gedeeltelijk ondervangen worden. Als een groot voordeel mag beschouwd worden, dat de stoffen inderdaad zonder eenige kunstbewerking in het bloed opgenomen kunnen worden. Men krijgt de bestanddeelen „zooals de natuur ze geeft” en niet zooals ze uit pan of ketel komen. Wanneer wij denken aan de teere structuur van vitaminen en eiwitten komt dit voordeel voldoende uit, hoewel men de vernietiging door het kookprocedé ook niet overdreven moet voorstellen.

Een ander voordeel is, dat de darmfunctie door het eten van rauwkost voldoende en continu geprikkeld wordt, hetgeen de algemeene spijsvertering zeer ten goede komt. De goede vermenging met speeksel kan men zeer bevorderen door rauwe groenten of andere spijzen voor het gebruik in een molen fijn te snipperen of te raspen. Hier te lande denkt men bij het hooren van den naam „salade” hoofdzakelijk aan kropsla, echter buitenlandsche menu’s leeren direct dat tal van andere groenten ook zeer geschikt in den vorm van salade gegeten kunnen worden. Over het algemeen zijn sterk zetmeelhoudende groenten en vruchten, met hoog ruwvezelgehalte (dikke celwanden) minder geschikt om rauw gebruikt te worden. Een schijnbare uitzondering hierop is de banaan, die veel zetmeel bevat en toch steeds rauw geconsumeerd wordt. In de banaan komen echter tal van fermenten voor, die het zetmeel zeer gemakkelijk versuikeren en dus verteerbaar maken.

Een matig gebruik van rauwkost kan voor het lichaam van groot nut zijn, mits nauwkeurig rekening gehouden wordt met het ruwvezelgehalte van de spijs. Zoover als de echte herbivoren, die in hun darmkanaal een gisting hebben (cellulosegisting), waardoor alle celwanden, zelfs al zijn ze verhout, snel opgelost worden, zullen wij het nimmer brengen; dit moeten we goed in het oog houden. Duidelijk is het verder, dat rauwkost een zeer punctueele voorbereiding vraagt. Groenten en veldvruchten moeten extra goed gewasschen worden om de infectiekans van buitenaf tot een minimum te beperken. Het kookprocédé heeft naast het beïnvloeden van smaak en geur van de spijzen, ook ten doel, de kost beter verteerbaar te maken door het week maken en verscheuren der celwanden. Hierdoor komt enorm veel voedsel, (dat zonder dit hulpmiddel voor ons onbereikbaar zou zijn) voor ons beschikbaar.

Het zou dwaasheid zijn van dezen levens- en energiebron vrijwillig afstand te doen, om die door een anderen te vervangen. Het absoluut doorvoeren van het gebruik van rauwkost is daarom onlogisch. Inderdaad wordt thans, door verbeterd inzicht, veel meer groente rauw gegeten dan vroeger. Dit is evenwel niet alleen een gevolg van principe of propaganda, maar ook omdat het voedsel, dat voor rauwkost in aanmerking komt, Zeer veredeld en voor dit doel veel meer geschikt gemaakt werd. Feitelijk is dus de zoo vaak aangeprezen „rauwkost” (analogie van het Duitsche „Rohkost”) een uitbreiding van een bepaald gedeelte van het menu, dat reeds lang in dien vorm bekend stond, want principieel is er geen verschil tusschen rauwe groenten en vruchten als tomaten en augurken of tusschen fijngesnipperde knolgewassen als rapen, bieten en radijsjes die reeds eeuwen terug rauw genoten werden.

Rauwkost is rijk aan vitaminen en koolhydraten, maar arm aan eiwitten en keukenzout. Men moet niet trachten om door middel van rauwkost geheel of bijna geheel in de voedselbehoefte te voorzien. Dat kan niet anders dan een tekort aan eiwit, vet en koolhydraat ten gevolge hebben, benevens een overbelasting van het gebit en de digestieorganen. Hoewel dus tegen uitbreiding geen bezwaar bestaat, moet het o.i. een persoonlijke zienswijze blijven. Men make er geen nieuwe voedingsleer van: ten eerste bestaat daaraan geen behoefte en ten tweede dreigt het gevaar van ondervoeding en eiwit-tekort. Ook in dit opzicht geldt: „behoedt U voor elke overdrijving”.