Voedings en Genotsmiddelen

dr. M. Wagenaar (1938)

Gepubliceerd op 26-01-2019

Dieet (celluloserijk)

betekenis & definitie

Dieet (celluloserijk) - Een dergelijk dieet bestaat uit voeding, die juist zeer rijk is aan ruwvezelstoffen. Deze prikkelen mechanisch de darmen en bevorderen zoodoende een trage spijsvertering. Rauwkost en een eenigszins streng doorgevoerd vegetarisch dieet, is een voeding die zeer rijk is aan cellulose. Overigens zijn er tal van wijzigingen, die een overgang naar een meer gewonen kostvorm mogelijk maken. Wanneer men inplaats van wittebrood, kropbrood, roggebrood of het zoogenaamde „volkorenbrood” gebruikt, wordt de dagelijksche hoeveelheid ruwvezelstoffen met onbelangrijk verhoogd.

Bovendien zijn tal van praeparaten in den handel, waarin zemelen het hoofdbestanddeel vormen. Ook door een ruim gebruik van noten, uien, rammenas en radijsjes kan men het cellulosepercentage van de totaal voeding gemakkelijk verhoogen. Door uitbreiding in deze richting bestaat geen gevaar voor een tekort aan vitaminen, omdat de celluloserijke vruchten en zaden gewoonlijk ook rijk aan deze onmisbare bestanddeelen zijn. In het bijzonder komen die vruchten in aanmerking, waarvan de pitjes mee verorberd worden, bijv. aardbeien, bessen, frambozen, en niet te vergeten vijgen.

Ook enkele specerijen kunnen het ruwvezelgehalte niet onaanzienlijk verhoogen, wij denken hierbij aan het anijszaad (in muisjes) en aan het komijnzaad (in kaas). Wanneer wij het ruwvezelgehalte van het voedsel kunstmatig willen vermeerderen kunnen wij hiervoor gebruik maken van agar-agar. De bestanddeelen van dit product, dat vaak als geneesmiddel dienst doet, worden absoluut niet door de darmen opgenomen (zie agar-agar). Ook onder de verschillende ruwvezelstoffen bestaat onderling weer een rijke variatie, al worden Ze vaak met één verzamelnaam aangeduid. Zoo is de werking van de ruwvezelstoffen uit de peulvruchten of uit de graanvruchten, geheel verschillend. De eerste soort geeft bijv, steeds aanleiding tot aanzienlijke gasvorming in de darmen, een verschijnsel, dat bij de ruwvezelbestanddeelen uit granen lang zoo sterk niet is.