Verschuerens modern woordenboek

Jozef Maria Augustinus Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 03-10-2019

aannemen

betekenis & definitie

('a:n) (nam aan. heeft aangenomen)

1. uit iemands handen overnemen : een pak -; -.' toeroep tot de kelner in een koffiehuis : -! (die kan je in de zak steken), toeroep tot iemand die wat scherps te horen krijgt. zie: genade, geschenk.
2. vrijwillig tot zich nemen : iemand in genade, gunst -; een geschenk -. Syn. krijgen, ontvangen, overnemen. Tgst. zie: aanbieden.
3. in dienst nemen : werkvolk -.
4. als lid opnemen : in een kerkgenootschap -; worden er nog leerlingen (voor de school) aangenomen?
5. als zijn eigen kind bij zich nemen : een meisje als zijn dochter, een jongen tot zoon -; een aangenomen zoon. Syn. opnemen.
6. overnemen : het papier neemt de reuk aan van wat er in gewikkeld is.
7. in de geest opnemen: die jongen is vlug van goed van zijn, gemakkelijk leren. zie: innemen.
8. er genoegen mee nemen : een verontschuldiging -.
9. zich bereid verklaren er gebruik van te zullen maken : een uitnodiging -.
10. gewillig aanhoren : een vermaning, goede raad -.
11. zich laten welgevallen : een bediening -. Syn. aanvaarden, op zich nemen. Tgst. zie: afslaan.
12. met meerderheid van stemmen goedkeuren : een wetsvoorstel -. Tgst. verwerpen.
13. erkennen : iets voor echt -. zie: munt.
14. voor zich als waar houden : iets op iemands getuigenis -.
15. omhelzen : een godsdienst -.
16. als waar onderstellen : ik neem aan dat...
17. zich tot richtsnoer stellen : een gedragslijn iets als regel -.
18. voortaan dragen : de rouw -.
19. voortaan voeren ; een titel -.
20. aan zichzelf geven : een gedaante, een air, de schijn -.
21. zich eigen maken : zekere manieren Tgst., afleggen.
22. op zich nemen : om iets te doen.
23. de uitvoering van een werk of de levering van benodigdheden bij overeenkomst op zich nemen : de kerk is voor ƒ 80 000 aangenomen. Tgst. aanbesteden.
24. ondernemen : de reis, de terugtocht -. zie: aangenomen.