Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

Gepubliceerd op 14-11-2019

Jan (evangelie)

betekenis & definitie

Voor de wereldlijke overheid wordt de eed afgelegd door het omhoog steken van twee vingers van de rechterhand en door het uitspreken van de volgende woorden: zo waarlijk helpe mij God almachtig! Voor de Kerk legt men de hand op het evangelieboek, gewoonlijk op het begin van het Sint-Jansevangelie, met de woorden zo waarlijk helpe mij God en deze heilige evangeliën! De betekenis van deze eedformulieren is ‘als ik de waarheid spreek, helpe mij God, als ik de waarheid niet spreek, straffe mij God’. Bij Sint-Jan is een eedformule waarbij de heilige Johannes tot getuige wordt aangeroepen dat men de waarheid spreekt. Het ijdel gebruik van die eedformule maakt haar tot vloek, die, om te voorkomen dat de heilige dat gebruik aan de spreker zou vergelden, verbasterd en dus afgezwakt kan worden.

Omdat de mens van zijn aangeroepen heilige niet alleen genezing van een bepaalde kwaal verwacht, maar ook gelooft dat die heilige de ziekte kan veroorzaken, kan een aanroep ook een verwensing worden. Omdat de heilige Johannes de Doper wordt aangeroepen tegen de vallende ziekte, is het begrijpelijk dat als zijn naam in een verwensing gebruikt wordt, zulks betekent dat men hem vraagt iemand met die ziekte te treffen. Bij sint(e) Jan betekent ‘bij de heilige Johannes’.

Als variant komt ook voor ba 't Jan, bij mijn sjan. Er zijn zeer vele Sinten-Jan, schrijft Van Setten (1986: 38): “De rooms-katholieke kerk alleen al kent, als ik goed geteld heb, wel 154 heiligen van die naam.” Waarschijnlijk gaat het om Johannes de Doper. Die is in elk geval bedoeld in het navolgende blasfemische vers, dat afgedrukt staat in Naaijkens (1993: 153): “Johannes d’n Doper// z’n gat is van koper// z’n gat is van blik// rikketikketik.” De Baere (1940: 126) schrijft over hem: “Ontelbare malen komt zijn naam reeds van de 13de eeuw af in allerlei geschriften voor, hetzij als eed, hetzij als uitroep.

Niet te verwonderen is het dan ook, dat de formule onder dat veelvuldig gebruik is gaan ‘afslijten’, zonder dat daarom noodzakelijk aan gewilde verminking moet worden gedacht.” Gezworen werd er ‘bij het hoofd van St.-Jan’ (tjans hoy, tiansoy, tjans hode) en ‘bij de macht van St.-Jan’ (tsens macht). Als belangrijkste varianten zien wij tjan, tian, tjan, t’ian, tjaen, tiaen, parjan, ba ’f Jan, bij mijn sjan. In Clute van Nu Noch [...] en in Trijntje Cornelis [1657] van Constantijn Huygens. En natuurlijk de bekende wisseling in sente, sunte. zie tjan.