De taboewaarde van vloeken wordt niet alleen onderdrukt door verbastering, syllabeverkorting of substitutie van het taboewoord, maar ook door een beperking tot de eerste letter van de samenstellende delen. Een voorbeeld van dat laatste zien wij hier.
Voluit zou de vloek godmieljaar luiden. Met deze vorm wordt ingehouden woede uitgedrukt.
Beperkt tot het zuiden van het taalgebied. zie g, mieljaar.