(wkw.) - zich zetten, gaan zitten of zich klaarmaken, een goede houding aannemen om iets te doen.
‘Hij veegde de andere tafels af, maar niet de onze. Nog twee mensen kwamen er zich zetten en hun bestelling werd opgenomen’, zegt ze in perfect Nederlands. - HV, 07-12-2001.
- zet u, gaat u zitten.
- stappen zetten, stappen doen, stappen ondernemen.-
de tafel zetten, de tafel dekken
zie deur.