Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

Gepubliceerd op 26-08-2022

uitbating uitdoen

betekenis & definitie

(deed uit, uitgedaan) in België ook: rooien, uit de grond halen: aardappelen uitdoen

wegvegen, uitwissen, tot het einde toe doorlopen, voltooien.

- zijn straf uitdoen, zijn straf uitzitten.
- zijn tijd uitdoen, zijn tijd uitdienen.

Terug in Bocholt heb ik tot mijn 14de in de schoolbanken gezeten. Ik moest niks leren, moest me koest houden, achteraan zitten, stil wezen en mijn tijd uitdoen.

- BvL, 05-10-2002.