Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

Gepubliceerd op 26-08-2022

quasi

betekenis & definitie

(bw.) in België ook: nagenoeg, vrijwel, bijna, ongeveer [in Nederland: 'schijnbaar, zogenaamd]

‘Zo goed had ik het zelf niet verwacht’, lachte de Antwerpse ouderdomsdeken van het vrouwentennis heel ontspannen. ‘Ik ben heel sterk begonnen, alleen bij 3-0 in de eerste set en bij het begin van set twee kreeg ik wat weerwerk.’ Het dient gezegd: Callens speelde quasi foutloos en vond moeiteloos de zijlijnen (20 winners!). - GvA, 15-01-2003.