Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

Gepubliceerd op 26-08-2022

pakken

betekenis & definitie

- geld/dingen pakken, stelen.

- een schrik pakken, schrikken.

We hebben eens vastgestoken op de kam van een duin. Aan de andere kant lag een auto op zijn dak. We hebben de auto moeten uitgraven op de kam. Dat was de hel. Ik wou te voet naar beneden, maar Manfred heeft me verplicht in de auto te stappen. De Dakar is schitterend, maar niet voor mensen met hoogtevrees. Ik heb een schrik gepakt. - LN, 14-01-2003.

- een kou pakken, kou vatten.
- de rook pakt me in mijn keel, de rook pakt me op mijn adem, de rook hindert me, de rook slaat op mijn keel.‘Brrrr, koud hé. Berekoud!’. ‘Mijn neusharen zijn bevroren’. ‘Dat pakt op mijn adem’. Die verzuchtingen hoorden we veelvuldig toen de Donna-crew dinsdagavond neerstreek op de luchthaven Kuusamo, hartje Fins Lapland. -GvA, 31-01-2003.
- iemand op zijn woorden pakken, iemand aan zijn woord houden.

Ik wil Waseige op zijn woorden pakken. Hij belooft aanvallend voetbal, dat moet hij bij zijn veldbezetting maar eens waarmaken. - HN, 06-10-2001.

- het heeft me gepakt, het heeft me aangegrepen, ontroerd.
- dat pakt niet, dat pakt geen verf, dat gaat niet, dat lukt niet.

zie pint, pot.