Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

Gepubliceerd op 26-08-2022

familiaal

betekenis & definitie

(bn.) betrekking hebbend op het gezin, huiselijk, gezins- familiaal leven, gezinsleven.

‘Na veertien jaar ben ik in alle opzichten moe. Ik wil eindelijk een rustig familiaal leven hebben’, concludeerde Toni in '64. - HN, 01-08-2002.

- familiaalgeluk, huiselijk geluk.
- familiaal bedrijf, familiebedrijf.
- familiale omstandigheden, familieomstandigheden.
- familiale redenen, privé-redenen.
- familiaal helpster, gezinsverzorgster, gezinshulp.
- familiale (verzekering), verzekering tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid, W.A.-verzekering.