Definities van Vlaams-Nederlands woordenboek in de Ensie N
- na
- naad
- naakt
- naald
- naam
- naamafroeping
- naamstem
- naamstemming
- naamtekenen
- naamtekening
- naargelang
- naarstig
- naast
- naasteen
- nabuur
- nachtkleed
- nachtpost
- nachttafeltje
- nachtvertoning
- nadar
- nadien
- nadienst
- nadrukteken
- naeen
- naft
- naftbak
- nagel
- nagelbuik
- nagelen
- nageven
- nakend
- namiddag
- nap
- natie
- natiebaas
- natiepaard
- nauw
- navelbuik
- navenant
- naverkoopdienst
- navet
- navetteren
- navetteur
- navorming
- navorser
- nazicht
- nazinderen
- neen
- neep
- neerhof
- neerhofdieren
- neerleggen
- neerstuiken
- neerzetten
- neffens
- nek
- nemen
- neofiet
- nepstatuut
- neringdoen(d)er
- nestel
- netel
- netelachtig
- netelen
- netzak
- neus
- neusdoek
- neven(s)
- nevenbuur
- nevralgiek
- niercrisis
- niersteenverbrijzelaar
- nietdeug
- nietjesmachine
- niets
- nieuwjaarsavond
- nieuwjaarsbrief
- nieuwkomer
- nieuwkuis
- nieuwsje
- nieverans
- niewaard, nieweerd
- nijdig
- nijg
- nijpen
- nijveraar
- nijverheid
- nijverheidsgrond
- nijverig
- niknak
- niksmendalle
- nivelleerbuis
- nobiljon
- nochtans
- nocturne
- noega
- noemen
- noen
- noeneten
- nondedju