Definities van Vlaams-Nederlands woordenboek in de Ensie I
- IC-trein
- identifiëren
- identiteitskaart
- iet
- ieverans(t)
- ijscrème, ijskreem, ijsroom
- ijsgang
- ik
- immatriculatie
- immatriculeren
- immo
- immobiliën
- immobiliënbeurs
- immobiliënkantoor
- immobiliënmaatschappij
- immobiliënmakelaar
- immobiliënmarkt
- immobiliënsector
- immobiliseren
- impermeabel
- inbeelden, zich
- inbegrepen
- inbeschuldigingstelling
- inbreuk
- inbusselen
- inciviek
- incivisme
- index
- indexaanpassing
- indexsprong
- indoen
- induffelen
- ineen
- ineenfoefelen
- ineensteken
- ineenstuiken
- infirmière
- ingang
- ingangsdeur
- ingangsexamen
- ingemaakt
- ingenieur
- ingenottreding
- ingesteldheid
- inhaken
- inhuldigen
- inhuldiging
- initiatie
- inkaderen
- inkom
- inkomen
- inkomgeld
- inkomhal
- inkomprijs
- inkomticket
- inkt
- inlappen
- inlassing
- inmijnen
- inmijning
- Inox
- inoxidabel
- Inpappen
- inpikken
- inplanten
- inplanting
- inrichten
- inrichter
- inrichting
- inroepen
- inschrijvingsplaat
- inschrijvingsrecht
- inschrijvingstaks
- inslapen
- insleutelen
- inslikken
- inspannen
- inspanning
- insprong
- instaan
- instel
- instellen
- instelpremie
- instelprijs
- instuiken
- intercommunale
- interim
- interimair
- interimbureau
- intern
- internationaal
- interprofessioneel
- interrupteur
- interzonaal
- intimiteit
- intussentijd
- invetten
- involgen
- invraagstelling
- inwendig