nederl. admiraal, geb. uit nederige familie te Brielle 1599, gesneuveld 1658 in de Sond, trad in 1620 in ’s lands dienst, waarin hij weldra opklom, zoodat hij als scheepsbevelhebber deel nam aan den tocht van l’Hermite. Onder Piet Hein nam hij deel aan de verovering der zilvervloot: hij kwam als vice^admiraal van Holland en WestFriesland mede aan het hoofd onzer zeemacht, welke door zijn aanwijzing een schitterende overwinning op de Spanjaarden bij Duins bevocht (1639).
Daarna trad hij tegen de Duinkerkers op, begeleidde in 1644 een koopvaardijvloot naar het noorden en werd 1647 benoemd tot opperbevelhebber over een smaldeel, dat de lioll. bezittingen in Brazilië moest beschermen. On eigen gezag naar het vaderland teruggekeerd. werd hij op last van den stadhouder prins Willem TI in hechtenis genomen, doch door tusschenkomst der Staten in vrijheid gesteld. In den eersten oorlog tegen Engeland weder met een kommando belast, nam W. deel aan de meeste gevechten en was zelfs gedurende eenigen tijd opperbevelhebber. Hij tastte de britsche vloot onder Blake bij de vlaamsche kust aan, doch kon geen beslissende voordeelen behalen. Na het sneuvelen van M. H.
Tromp (1653) nam hij het opperbevel over, doch moest ten slotte met een ontredderde vloot naar Texel de wijk nemen. In zijn plaats werd Van Wassenaer van Obdam tot definitief opperbevelhebber over ’s lands zeemacht aangesteld. Onder diens bevelen maakte hij den tocht tegen Zweden mede, door de Vereenigde Nederlanden ten gunste van Denemarken ondernomen, en voerde bevel over de voorhoede der vloot in den zeeslag in de Sond (1658), waar onze schepen den Zweden een gevoelige nederlaag toebrachten. Bij deze overwinning liet hij evenwel het leven. Zijn lijk werd te Rotterdam bijgezet in de Groote Kerk, en rust onder een grafmonument hem door de Staten van Holland en de Admiraliteit opgericht. De W. onderscheidde zich door groote vastberadenheid en onverschrokkenheid, maar was eigenzinnig en hardvochtig, en daarom meer gevreesd dan bemind.