duitsch geschiedschrijver, 1812—1887, werd in 1840 privaatdocent te Berlijn; 1844 begon hij met Böckh, Pertz, Ranke en de gebroeders Grimm het „Zeitschrift für Geschichtswissensehaft”, dat tot Juli 1848 bestond. Naar Zurich in 1851 als hoogleeraar beroepen, verwisselde hij dezen leerstoel in 1860 met dien aan de universiteit te Jena.
In eerstgenoemde stad had hij met andere geleerden het Zuricher „Monatschrift” (4 dln., Zur. 1856—59) opgericht. Hoofdw.: Gesch. der Denk- und Glaubensfreiheit im er sten Jahrhund. der Kaiserherr schaft und des Christenthums (Berl. 1847), Preussens deutsche Politik (3de dr. 1867), Geschichte der preuss.deutschen Unionsbestrebungen seit Friedr. d. Gr. (1851), Elzass und Lothringen (3de dr. 1870), Handbuch der griech. Chronologie (1888).
