duitsch schilder en .architect, geb. 1757 te Stuttgart, was tegelijk met Dannecker, Hetsch en Schiller, leerling der beroemde Karlsschule, waar hij onder Guibal en onder Scotti zich oefende. Hertog Karel van Württemberg stelde hem in staat tot zijn verdere vormitig Italië en Frankrijk te bezoeken.
In zijn Vaderland teruggekeerd, werd hij tot onderwijzer aan de Karlsschule en tot hof- en tooneelschilder aangesteld en deed zich als een goed kunstenaar kennen. Onder zijn werken moeten vooral genoemd worden de vier jaargetijden in het koninklijk slot te Stuttgart. Hij overl. in 1816.Zijn zoon, Karl Alexander, architect, 2 Febr. 1788 te Stuttgart geb., studeerde aan de kunstacademie aldaar onder leiding van zijn vader en van Dannecker, en legde vroegtijdig neiging voor de bouwkunst der middeleeuwen aan den dag. Van 1822—1854 was hij leeraar aan de polytechnische school te Neurenberg; vele gebouwen aldaar en elders (onder dezen de kapel op het slot Rheinstein bij Bingen) getuigen voor zijn talent en voor zijn streven om den germaanschen stijl met zijn oude schoonheid weder in het leven te roepen. De herstelling van den dom te Bamberg is geheel zijn werk. Zijn laatste werken zijn: het gedenkteeken van den generaal Byström te Kissingen, de Kath. kerk te Leipzig en de herstellingen der ridderkapel te Haszfurt, waar hij 28 Sept. 1865 overleed. Bekend is zijn geschrift: Ornamentik des Mitlelalters (24 afl. Neurenb. 1838—52; het supplement 1855 vvg.).
Belangrijke bijdragen voor de geschiedenis der middeleeuwsche kunst leverde hij o. a. in Der christl. Altar; Die Bauhütte des Mittelalters en in de plaatwerken Nürnbergs Baudenkmale der Vorzeit en Baudenkmale aus Schwaben (afl. 1—6, Stuttg. 1854—61). ^
