lat., zoo (arbeidt, maakt, volbrengt) gij (iets, doch) niet voor uzelven; een door den jongeren Donatus aan Vergilius toegeschreven zinswending; Vergilius had bij een feestelijke gelegenheid op de deur van het keizerlijk paleis een ongeteekend distichon geschreven en een andere dichter, Bathyllus, gaf zich voor den maker ervan uit; Vergilius schreef er toen nog een vers onder, en wel de eerste regel voluit, van de vier volgende alleen de woorden Sic vos non vobis; van Bathyllus werd nu verwacht dat hij die regels zou aanvullen, doch hij kon dit niet, waarop Vergilius het zelf deed:
Hos ego versiculos feci, tulit alter honores;
Sic vos non vobis nidificates, aves;
Sic vos non vobis vellera fertis, oves;
Sic vos non vobis mellificatis, apes;
Sic vos non vobis fertis aratra, boves.
Ik maak deze verzen, een ander oogstte den roem;
Zoo bouwt gij, vogels, niet voor uzelf uw nesten;
Zoo draagt gij, schapen, niet voor uzelf uw vachten;
Zoo maakt gij, bijen, niet voor uzelf den honig;
Zoo trekt gij, ossen, niet voor uzelf den ploeg.