Algemeene naam voor alle soorten van geldswaardig papier. Want aangezien het stuk papier, waarop eenige waarde staat uitgedrukt, zelf hoegenaamd geen waarde heeft, moet iemand, een persoon of een vennootschap of een staat, om er waarde aan te geven, zich borg stellen, dat hij op bepaalden of onbepaalden tijd hetzij kapitaal hetzij rente (al of niet vooruitbedongen) zal voldoen.
Is die persoon of die vennootschap of die staat niet soliede, zoo wordt de schuldbrief eveneens insoliede, wellicht geheel scheurpapier. Is er daarentegen kans, dat de rente, welke zal worden uitgekeerd, hoog is, hooger dan de gewone rentevoet, zoo rijst het geldswaardige papier boven den prijs, waarvoor het oorspronkelijk werd uitgegeven. Er is dus voor den schuldbrief een afwisselende waarde, welke kan op- en nedergaan, en iederen dag wordt openbaar gemaakt op de verschillende Europeesche Beurzen.Als S. zijn te noemen
1. Effekten of fondsen ten laste van eenigen staat, welke een vaste rente afwerpen, en na een zeker aantal jaren worden afgelost. Stijgt het krediet van den staat hooger dan bij de uitgifte der leening, dat is kan de staat geld leenen tegen lagere rente dan voorheen, zoo lost hij de eerste leening af, en sluit tegelijkertijd een tweede leening tegen lagere rente. Deze geldoperatie is bekend onder den naam van conversie. Zij is de ware en natuurlijke en eenige weg, langs welken de staat de rente van zijn schuldenlast kan verminderen.
2. Aandeelen of aktiën in eenige Namelooze Vennootschap of Associatie, waardoor de gemeenschap zich schuldig verklaart voor het uitgedrukte bedrag en voor het overeenkomstige aandeel in de winsten. Het aandeel van den aktiehouder in de verliezen is somtijds onbeperkt, somtijds beperkt (limited) tot het bedrag uitgedrukt op het aandeel.
3. Obligatiën, dat zijn schuldbekentenissen met vaste rente en vaste termijnen van uitlooting en aflossing. In de hedendaagsche Naamlooze Vennootschappen is vaak de helft van het kapitaal in aandeelen met dividend (dat is aandeel in winst) en de andere helft in obligatiën met vaste rente en uitloting voor aflossing.
4. Bankpapier, dat is papier, dienstdoende als geldswaardig ruilmiddel, en uitgegeven door een bank, welke daartoe hetzij met of zonder monopolie wettelijk gerechtigd is. Op de Nederlandsche bankbilletten kan men lezen: „De Nederlandsche Bank betaalt honderd gulden aan toonder” of wel: „De Nederlandsche Bank betaalt aan toonder zestig gulden” enz. Bij ons te lande evenals in de meeste Europeesche staten heeft de Nederlandsche Bank het monopolie van de uitgifte der bankbilletten, waartegenover zij gehouden is, een zekere som gelds voortdurend aan den staat der Nederlanden te moeten voorschieten.
Voorts Wissels, Promessen, Accepten, ScJiuldbekentenissen in velerlei vorm allen ten doel hebbende, om na zeker tijdsverloop met of zonder vooruitbepaalde rente door den een zekere schuld te doen aflossen ten bate van den ander. Behalve de volle aflossing geven vele obligatiën ook nog kans, uit een verloting een prijs te trekken, welke soms zeer aanzienlijk kan zijn.
De handel in geldswaardig papier is een uitgebreide tak van bedrijf in alle groote steden, maar vooral bij ons te lande, waar het lage tarief van invoerrechten de ontwikkeling der nationale nijverheid bemoeilijkt, en het kapitaal dus gedwongen is, plaatsing te zoeken op de Effectenbeurs in Noord-Amerik. of Russische of Nederl.-Ind. fondsen. Die plaatsing kan somtijds zeer voordeelig zijn, en behoeft, als zij met omzichtigheid geschiedt, nimmer ruïneus te zijn. Zij heeft alleen maar het nadeel, niet veel arbeidsloon voor den nationalen werkman af te werpen.