In de scheikunde maakt men van teekens gebruik en wel van letters; veelal de eerste letters van de scheikundige latijnscbe benamingen. Deze schrijfwijze, door Berzelius ingevoerd, had te meer beteekenis. daar men door de letters tevens het equivalent uitdrukte; men kan deze aequivalentgewichten in de tafels vinden.
De nieuwere teekens duiden atomen aan. Scheikundige verbindingen worden nu eenvoudig door het naast elkander plaatsen van de letters aangegeven, b.v. H20 (water); komt hetzelfde teeken meermalen in dezelfde formule voor, dan wordt dit slechts eenmaal geschreven met een cijfer, hetwelk aangeeft het aantal dezer gelijke atomen, b.v. S03 zwaveltrioxyde. Een cijfer, vóór een formule geplaatst, heeft op al de atoomteekens er van betrekking. Zie ook Scheikunde.