Gepubliceerd op 28-02-2021

’s lands plantentuin

betekenis & definitie

te Buitenzorg. Deze thans zeer veelzijdige instelling werd in 1817 in het leven geroepen als een „kruidtuin, geschikt ter aankweeking van gewassen en het doen van landbouwkundige proeven”.

Aanvankelijk op zeer bescheiden schaal opgezet, heeft zij onder den eersten directeur (Reinwardt) een periode van bloei gekend, om daarna gedurende vele jaren een zeer kwijnend bestaan te leiden. Zelfs heeft zij, bijna dertig jaar lang, gestaan onder het beheer van den intendant der paleizen van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië, wat uit den aard der zaak aan hare ontwikkeling als wetenschappelijke inrichting niet bijzonder ten goede kwam. Dit laatste karakter trad weder meer op den voorgrond onder het directeurschap van Scheffer, die echter op jeugdigen leeftijd kwam te overlijden; de tegenwoordige uitbreiding, die haar maakt tot het grootste natuurwetenschappelijke centrum der tropen, heeft de inrichting te danken aan het onvermoeide streven van den tegenwoordigen directeur Melehior Treub, die in 1880 als zoodanig optrad.De naam ,,’s Lands Plantentuin”, piëteitshalve tot heden behouden, geeft in geenen deele het karakter der Buitenzorgsche instelling weder: de eigenlijke Plantentuin is slechts ééne der talrijke afdeelingen, waaruit zij bestaat en waaronder nog twee andere tuinen (de Cultuurtuin en de Bergtuin te Tjibodas) voorkomen, benevens het voor natuuronderzoek gereserveerde, uitgestrekte oerwoud, dat aan den Bergtuin grenst.

Deze afdeelingen zijn de volgende:

1. Het Herbarium en Botanisch Museum, ondergebracht in een groot en statig gebouw, waarin zich tevens de laboratoria bevinden van de beide botanisten, die aan deze afdeeling zijn verbonden en van den conservator, aan wien meer in het bijzonder de zorg voor het Museum is toevertrouwd.
2. De Botanische Laboratoria voor de vreemde natuuronderzoekers, die de flora van Java komen bestudeeren en voor den ambtenaar-plantkundige, wien is opgedragen het onderzoek naar de levensvoorwaarden, ziekten enz. der Indische cultuurgewassen. Het aantal der eerste bedraagt in het laatste twintigtal jaren (het vreemdelingen-laboratorium werd in 1885 geopend) reeds ver over honderd en het is vooral te danken aan den vruchtbaren arbeid dezer botanisten, dat de Buitenzorgsche Plantentuin in alle beschaafde landen zulk een grooten naam heeft verworven.
3. Het Agricultuur-chemisch Laboratorium, waaraan twee scheikundigen als chef en adj.chef zijn verbonden, die tevens voor hunne veldproeven de beschikking hebben over een proeftuin, die aan den eigenlijken botanischen tuin grenst.
4. Het Pharmacologisch Laboratorium, waarin onderzoekingen worden ingesteld naar de plantenstoffen van Nederlandsch-Indië, vooral met het oog op eene eventueele beteekenis dezer stoffen voor de geneeskunde. In dit laboratorium is tevens een assistent werkzaam, belast met het onderzoek naar de samenstelling der Indische tafelvruchten.
5. Botanische Tuin, Bergtuin en Bosch te Tjibodas. De Botanische Tuin, die zich uitstrekt langs den westelijken oever van de rivier de Tjiliwong, beslaat een oppervlakte van ruim 58 hectaren en bevat een aantal grootendeels tropische plantensoorten, dat thans ongeveer tienduizend bedraagt. Daar onder deze een overgroot aantal boomen en boomachtige gewassen voorkomen, heeft de tuin meer het karakter van een groot park dan van wat men zich in Europa gewoonlijk onder een hortus botanicus voorstelt. Groote, schaduwrijke lanen doorkruisen het terrein in alle richtingen, terwijl een aantal vijvers voor de noodige afwisseling zorgen en tevens de groeiplaatsen zijn van beroemde, tropische waterplanten als de Lotus-plant en Victoria regia.

Het geheele terrein is verdeeld in groote afdeelingen en deze wederom in onderafdeelingen (vakken of perken) die door de voetpaden worden begrensd. De planten in elk vak zijn genummerd; van elke plantensoort komen twee exemplaren voor, bij één waarvan zich een naampaal bevindt. Daar de beschikbare ruimte niet toestaat den Botanischen Tuin in bijzonderheden te beschrijven, mogen hier slechts enkele meer bekende gedeelten worden genoemd. Ten eerste de groot© Kanarielaan, die zich van den hoofdingang over eene lengte van ruim 800 Meter noordwaarts uitstrekt en bestaat uit twee rijen van hemelhooge kanarieboomen (Ganarium commime), wier stammen geheel zijn bedekt met weelderig groeiende, epiphytische gewassen, voor een groot deel Aroideeën, die den stammen het voorkomen geven van reusachtige, groene zuilen, waarboven zich het breede bladergewelf verheft. Het bamboebosch, waarin zich de begraafplaats bevindt der landvoogden van Nederlandsch-Indië en hunne familieleden. De laan der Koningspalmen (Oreodoxa regia), aan weerszijden begrensd door groote gazons, waarop afzonderlijke palmgroepen een plaats vinden.

De Rozentuin, aldus genoemd naar de reusachtige rozenperken, die zich aan weerszijden ervan uitstrekken, terwijl het middenterrein wordt ingenomen door gazons met zeer talrijke bloemperken; in dezen rozentuin bevindt zich, in het middelste perk, een monument, dat gewijd is aan de nagedachtenis van Teijsmann, den op velerlei gebied verdienstelijken, vroegeren hortulanus. De afdeeling der Palmen, waar een ongeëvenaarde verzameling -dezer fraaie gewassen is bijeengebracht. De afdeeling der Slingerplanten, die vooral uit biologisch oogpunt hoogst belangwekkende plantenvormen bevat. De groote vijver, die den Plantentuin scheidt van den tuin van het paleis van den Gouverneur-Generaal en, aan weerszijden door hoog en deels overhangend geboomte begrensd, een der fraaist denkbare parkgezichten op het paleis en zijne omgeving oplevert. Eindelijk de Waringin-laan, die, hoewel eigenlijk reeds tot het park van het paleis behoorend, voor ieder toegankelijk is en door het vreemde maaksel der boomen met hun tot stammen wordende luchtwortels een groote aantrekkingskracht uitoefent op de vele vreemdelingen, die Buitenzorg bezoeken.

De Bergtuin te Tjibodas, die eveneens tot deze afdeeling behoort, is gelegen op de noordoostelijke helling van den vulcaan Gedeh op een hoogte van 4000—4500 voet boven zee. Hij beslaat eene oppervlakte van 31 Hectaren en herbergt tal van plantensoorten, die in het zooveel warmere klimaat van Buitenzorg niet gedijen. Eveneens van waterpartijen en ruime gazons voorzien, levert deze tuin, met de vergezichten, die men overal geniet, een verrukkelijk geheel op. Aan de ééne zijde is hij begrensd door het grootendeels met tabak en aardappelen bebouwde, naar den grooten postweg van Buitenzorg naar Tjandjoer afdalende, doch door tal van ravijnen doorsneden terrein, aan de andere zijde verheft zich het machtige berggevaarte, dat met zware wouden is bedekt en waarboven de krater van den Gedeh zich dreigend verheft. Een gedeelte dezer wouden, ter grootte van 280 Hectaren, is gereserveerd voor botanische onderzoekingen en het is in deze eindelooze bosschen, dat de van alle landen naar Java komende natuuronderzoekers de tropische flora in haar vollen rijkdom en haar volkomen ongereptheid kunnen aanschouwen en onderzoeken. En dit laatste zonder dat hun werk behoeft te lijden onder de vermoeinissen, die gewoonlijk aan een tocht door het tropische woud zijn verbonden; want op de grens van bergtuin en oerwoud bevindt zich een laboratorium, met vier slaapkamers en andere vertrekken onder één dak vereenigd, dat steeds te hunner beschikking staat.

Bovendien is het koele klimaat bij uitnemendheid voor de studie geschikt; in den drogen tijd daalt zelfs de thermometer des morgens wel eens tot 5° Celsius. Geen wonder, dat velen, die wel eens onder de warmte van Buitenzorg gebukt gingen, steeds met het grootste enthusiasme terugdenken aan Tjibodas en zijn koele, schilderachtige omgeving.

Deze geheele afdeeling staat onder een hortulanus, die voor den tuin te Buitenzorg door een assistent-hortulanus, voor dien te Tjibodas door een opzichter terzijde wordt gestaan.

6. Bureau, Bibliotheek en Atelier voor reproducties. Het eerste dient voor administratie, correspondentie en expeditie, terwijl daaraan tevens eene drukkerij1 is verbonden. De bibliotheek is een der rijkste op plantkundig gebied en wordt wekelijks met nieuwe boekwerken en tijdschriften aangevuld. Ten gerieve van personeel en vreemde bezoekers is een ruime leeszaal ingericht, waar al het nieuw aangekomene ter lezing ligt. Het atelier voor reproducties, tevens photographisch atelier, bevat ook een donkere kamer ten behoeve der vreemde bezoekers.
7. Onderzoek der boschboomflora. Dit onderzoek heeft plaats in een afzonderlijk gebouw, waarin zich allengs een omvangrijk herbarium-materiaal betreffende de boschboomflora van Java heeft opgehoopt. Binnen korten tijd zal het voltooid zijn; de resultaten zijn neergelegd in een aantal „Bijdragen”, die samen een standaardwerk over dit belangrijke gedeelte der Indische flora vormen.
8. Laboratorium voor onderzoekingen betreffende de tabakscultuur in Deli. Deze, in 1893 opgerichte afdeeling is de eerste, waarvan de kosten door particulieren, belanghebbenden bij de bedoelde cultuur, worden bestreden, terwijl toch de natuuronderzoekers, die eraan zijn verbonden, ten opzichte van den Directeur van ’s Lands Plantentuin dezelfde positie innemen als de door de regeering aangestelde ambtenaren. Dit stelsel is in de practijk zeer goed gebleken en is ook bij eenige andere afdeelingen gevolgd.

Het Deli-proefstation, zooals deze afdeeling gewoonlijk wordt genoemd, beschikt over twee laboratoria, één te Buitenzorg en één te Medan. De natuuronderzoekers, eraan verbonden, vertoeven beurtelings op beide plaatsen om zoowel in de gelegenheid te zijn met de practijk in dagelijksche aanraking te komen, als grootere vraagstukken ongestoord te kunnen uitwerken.

9. Proefstation voor de Koffiecultuur. Ook deze afdeeling is in 1895 door particulieren in het leven geroepen. Toen echter de koffiecultuur minder gunstige tijden had door te maken, heeft de regeering haar overgenomen en met een proeftuin in de omstreken van Malang verrijkt.
10. Zoölogische Afdeeling. In 1894 opgericht, eveneens door particulieren, met het doel de door dieren veroorzaakte ziekten der cultuurgewassen te doen onderzoeken. Daar echter de Regeering een groot aantal adviezen van deze afdeeling ontving, nam zij haar in 1898 over. Sedert is deze afdeeling aanzienlek