Gepubliceerd op 18-03-2021

Reims

betekenis & definitie

Rheims, arrond.-hoofdstad in het fr. dept. Marne, aan de Vesle, in 1901 met 100.688 inw.; zetel van een aartsbisschop (primus van Frankrijk) ; prachtvolle gotische kathedraal (13de eeuw), waarin de fr. koningen gekroond werden; romeinsche triomfboog; fabrikage van champagne (jaarlijks 5 millioen flesschen), wolindustrie, wijnhandel.

R. was de hoofdstad der Remers; bisschop Nicasius onderging hier in 406 den marteldood en'in 496 doopte bisschop Remigius, St. Remi, nier den Frankenkoning Clovis; Lodewijk IV schonk R. aan den aartsbisschop, die nu graaf en onder Lodewijk VII hertog van R. werd. Te R. werden in 813, 1049, 1119 en 1147 concilies gehouden. In 987 werd te R. de eerste koning uit het huis der Capetingers gekroond en R. werd daarop de kroningsstad van Frankrijk; laatstelijk werd in 1825 Karel X hier gekroond. Bij R. behaalde Napoleon een overwinning op de Russen onder Saint-Priest, 13 Maart 1814. 4 Sept. 1870 werd R. bezet door de Duitschers en van 5—14 Sept, was het A duitsche hoofdkwartier.