(grieksch; eigenlijk adem,. vervolgens geest) in de kerktaal in het bijzonder de goddelijke of Heilige geest (zie ald.), grieksch Pneuma hagion; vandaar dat sedert het eind der 4de eeuw degenen, die betwistten, dat de godheid van den Heiligen geest m,et die van den Vader en den Zoon dezelfde is, Pneumatomachen genoemd werden. Bij de Gnostieken beteekende P. de goddelijke en, als zoodanig, onvergankelijke levenskiem in de wereld, in tegenstelling tot de alleen zinnelijke levenskiem (psyche) en de booze materie (hyle).
De uit de goddelijke levenskiem voortgekomenen heeten pneumatici of geestesmenschen in tegenstelling tot de psychici en hylici, In de dogmatiek heet Pneumatalogie leer van de hoogere geestenwereld (Angeloen Daemonologïe). Pneumatisme (lat. spiritualisme), de dogmatische onderstelling, dat er slechts onlichamelijke, denkende substanties bestaan, de materie daarentegen slechts schijn is; de aanhangers dezer leer heeten pneumatisten.