Gepubliceerd op 28-02-2021

Nicolaas

betekenis & definitie

grieksch: „volksoverwinnaar” Onder dezen naam vermelden wij:

N. (Heilige) bisschop van Myra in Lycië, leefde in de 4de eeuw, werd onder Diocletianus gemarteld (303) en nam deel aan het Concilie van Nicea (325). Hij was vooral bekend door zijn groote naastenliefde en weldadigheid. Zijn reliquiën werden in 1087 van Myra overgebracht naar Bari, van welke stad hij de beschermheilige is. Ook is hij dit van het russische rijk en van Amsterdam, van deze stad hoogstwaarschijnlijk omdat hij vaak door de zeevarenden als patroon werd aangeroepen. In vele landen, vooral in Nederland, wordt hij als kinderheilige vereerd. Zijn feest-dag is de 6de Dec.
N. I, (Heilige) paus, geb. en overl. te Rome 800—867, werd in 858 gekozen en gekroond. In het westen had hij het oppergezag van den H. Stoel en de tucht der kerk hoog te houden tegen koning Lotharius II van Lotharingen, in wiens echtscheiding hij niet bewilligde, en dien hij tot onderwerping dwong; in het oosten had hij te kampen tegen Photius (zie ald.), patriarch van Constantinopel, die zich onafhankelijk van Rome wilde maken.
N. II, (Girard of Gérard van Bourgondië) paus, geb. te Chevron omstreeks 980, gekozen en gekroond te Siena 1058, overl. te Florence 1061, dankte zijn verkiezing aan Hildebrandt, den lateren paus Gregorius VIL Zijn eerstè daad was te Sutri een kerkvergadering bijeen te roepen, waar de tegenpaus Benedictus X werd afgezet, daarna hield hij te Rome in het Lateraan een tweede kerkvergadering, welke alleen aan de kardinalen de keuze van een paus opdroeg. Om de Normandische vorsten Richard en Rolbert Guiscard te beloonen voor de hulp, welke zij hem hadden verleend, tegen zijn oproerige onderdanen, beleende hij deze met Apulië en Calabrië, gene met Capua.
N. III, (Giovanni Gaetano Orsini) paus, geb. te Rome 1210, gekozen te Viterbo en gekroond te Rome 1277, overl. aldaar 1280, was voor zijn verkiezing kardinaal-diaken en algemeen inquisiteur voor Italië. Zijn regeering verliep in vrede.
N. IV (Girolamo d’Ascoli) paus, geb. te Alessiano bij Ascoli omstreeks 1230, gekozen en gekroond 1288, overl. 1292, was voor zijn verkiezing sedert 1274 generaal der Minderbroeders, wier goederen hij na zijn troonsbeklimming tot eigendom van den H. Stoel verklaarde. Een groot deel van zijn regeering besteedde hij aan het voorbereiden van een kruistocht, welke evenwel mislukte door den onwil van Philips IV den Schoone van Frankrijk en Eduard I van Engeland. Hij werkte de stichting van de hoogeschool te Montpellier in de hand en ijverde sterk voor de studie van het Oude en Nieuwe Testament. Hij schreef een aantal Brieven (Epistolae) en een Bulle voor de hervorming van de regels der orde van Cluny.
N. V, (Tomasso Parentucelli) paus, geb. te Pisa 1398, gekozen en gekroond 1447, overleden te Rome 1455, was voor zijn verkiezing secretaris van kardinaal Alberzati, directeur der bibliotheek van San Marco en bisschop van Bologna. Op den pauselijken troon gekomen deed hij allerwegen ijverig de oude manuscripten opsporen, een aantal grieksche schrijvers in het latijn vertalen en stichtte de Vaticaansche bibliotheek. Hij geldt als een der eerste en grootste figuren uit de renaissance; een gedeelte van het Vaticaan werd op zijn last door Piero della Francesca en Fra Angelico 'met fresco’s versierd. Hij volgde een verzoenende staatkunde; met keizer Frederik III van Duitschland sloot hij het concordaat van Afschaffenburg, dat van kracht bleef tot 1803; den tegenpaus Felix V, die hem in 1441 zijn onderwerping aanbood, verleende hij den rang van kardinaal; alle kardinalen, die hadden deel genomen aan het Concilie van Bazel onthief hij van den kerkelijken ban en herstelde hen in hun functies, en poogde, hoewel te vergeefs, de christen-mogendheden te vereenigen om de Turken te bestrijden, toen deze Konstantinopel aanvielen.
N. I, (Paulowitsch) keizer der Russen, geb. en overl. te St.-Petersburg 1796—1855, zoon van keizer Paul en broeder van keizer Alexander I, dien hij in 1825 opvolgde, omdat zijn oudere broeder grootvorst Constantijn afstand van den troon had gedaan. Aanstonds na zijn troonsbestijging had hij een militairen opstand te bekampen, dien hij echter met geestkracht onderdrukte (26 Dec. 1825). Zijn buitenlandsche politiek was gericht op vergrooting van het russische gebied ten koste van Perzië en Turkije. Een oorlog met eerstgenoemd land leidde tot de verovering van het district en de stad Eriwan (door Paskewitch); Turkije moest bij den vrede van Adrianopel, 1829, de oostkust der Zwarte zee afstaan en vrij verkeer op deze zee en de Donau toelaten. Ook tegen de Polen, die in 1830 gewapenderhand beproefden hun vrijheid te herwinnen, waren zijn wapens voorspoedig en in zijn tusschenkomst bij de verwikkelingen tusschen Mehemed Ali en den sultan, wist hij van laatstgenoemde te verkrijgen — bij het verdrag van Unkiar-Iskelessi (1833) — dat geen vreemd oorlogschip de Dardanellen mocht passeeren, daarentegen waarborgde hij door het verdrag van Londen (1840) de onschendbaarheid van het turksche grondgebied. In 1839 ondernam hij de expeditie naar Khiwa, die onder leiding van Perossky was gesteld en de onderwerping van de onafhankelijke volkeren in den Kaukasus; in 1849 erlangde hij het protectoraat over de Donauvorstendommen en in hetzelfde jaar kwam hij den keizer van Oostenrijk ter hulp om de Hoiigaarsche opstandelingen ten onder te brengen. Hoewel hij Napoleon III in 1852 als keizer erkende*, weigerde hij echter deze den officieëlen titel van „Monsieur mon frère” te geven, dien hij trouwens ook aan Lodewijk Philips had geweigerd. Zijn laatste daad was zijn optreden tegen Turkije dn 1854, dat den Krim-oorlog ten gevolge had (zie Rusland, Geschiedenis) gedurende welken hij overleed.
N. II, (Alexandrowitsch) keizer der Russen, geb. te St. Petersburg 1868, oudste zoon van keizer Alexander III, maakte in 1891 een groote reis door Oost-Azië en zou zonder de tusschenkomst van den griekschen prins Nicolaas, die hem vergezelde, door een fanatiek Japanner Itsoe zijn gedood. Drie jaar later volgde hij zijn vader op, huwde in 1894 prinses Alix van Hessen, die den naam Alexandra Feodorowna, aannam, liet zich in 1896 te Moskou plechtig kronen en bezocht toen de keizers van Oostenrijk en Duitschland, koningin Victoria en president Felix Faure, die hem het volgend jaar een bezoek bracht, bij; welke gelegenheid de franseh-russische alliantie plechtig werd bekend gemaakt. Hij kwam tusschenbaide in den oorlog van Turkije en Griekenland en erlangde een wapenstilstand ten gunste van laatstgenoemd land, waarop de vrede volgde. In 1898 deed hij' door zijn kanselier graaf Moeravieff aan alle mogendheden een oproeping toekomen om zich in conferentie te vereenigen teneinde middelen te beramen, waardoor het toenemen der bewapeningslasten zou worden tegengegaan en het bewaren van den vrede zooveel mogelijk verzekerd. De vredesconferentie te ’s Gravenhage in 1899 was hiervan het gevolg. In 1901 bezocht hij Frankrijk andermaal. 30 Juli (12 Aug.) 1904 werd hem een zoon geboren, die den naam Alexej en den titel van grootvorst-troonopvolger kreeg, welken tevoren ’s keizers broer, Michael Alexandrowsk gevoerd had.
N. I, (Petrovitsj Njegos) vorst van Montenegro, geb. 7 Oct. 1841, als zoon van den wojwode Mirko Petrovitsj en neef van vorst Danilo, dien hij in Aug. 1860 opvolgde; huwde 8 Nov. 1860 met Milena (geb. 1847, dochter van den wojwode Peter Voekotitsj), die hem drie zoons schonk, erfprins Danilo (geb. 29 Juni 1871, 1899 gehuwd met Miliza Jutta, hertogin zu Mecklenburg-Strelitz), prins Mirko (geb. 1879, 1902 gehuwd met Natalie Konstantinowitzj uit het huis Obrenowitsj), en prins Peter (geb. 1889), benevens zeven dochters, onder welke Helene (geb. 1873) in 1896’ gehuwd met kroonprins (thans koning) Victor Emanuel van Italië. N. heeft ook naam gemaakt als dichter. Vooral zijn drama; De keizerin van den Balkan wordt geprezen.
N., patriarch van Konstantinopel, geb. 825, overl. 925, was opgevoed met keizer Leo VI, werd door deze tot keizerlijk secretaris benoemd en in 901 tot patriarch verheven. Dit belette niet dat hij zich verzette tegen Leo’s verlangen om een, in de grieksche kerk ongeoorloofd, tweede huwelijk te sluiten en weigerde dit huwelijk te voltrekken. In 907 werd hij door een hofintrige gedwongen van het patriarchaat afstand te doen; maar na den. dood van Leo weder op zijn zetel hersteld (912) en in den raad van voogdij over den minderjarigen keizer Constantijn VII beroepen. Toen Romanus Lecapenes den troon besteeg verwijderde deze hem uit staatszaken, den patriarchalen zetel bleef hij evenwel bekleeden tot zijn dood.