is de naam van een weekdier, behoorende tot de afdeeling der schelpdieren. De schelp is een platte spiraal, bestaande uit steeds grootere kamers, waarvan het dier altijd de laatstgevormde bewoont.
De middenschotten die de kamers vormen zijn allen in ’t midden doorboord, en door deze opeenvolgende openingen verloopt, tot in den oorsprong der spiraal, de draad waarmee het dier aan zijne schelp is vastgehecht. Het dier zelf is van het geslacht der vierkieuwige koppootigen, waarvan nog slechts een geslacht leeft in de tropische zeeën. In fossielen toestand vinden wij uit de vroegere tijdperken der aardschors een groote menigte van geslachten. In de natuur is de schelp met een dof witte laag bezet, geteekend met golvende bruine strepen; na verwijdering dier buitenlaag verkrijgt men een parelmoer-oppervlakte, in welken toestand men dikwijls de vrij groote N.-schelpen als sieraden ontmoet.
