vorst van Servië, zoon eens daglooners, Tescho (Theodor), geb. in 1784 in het servisch dorp Dorbrinja. Toen in 1801 de strijd tegen de turksche heerschappij begon, sloten zich Milan (M.’s bloedverwant), in meerdere districten tot bevelhebber gekozen, en M. aan Czerny-Georg, den aanvoerder van den servischen opstand, aan.
In 1810 erfde M. na Milan’s dood diens bevelhebberschap en vermogen; de roem zijner dapperheid overschaduwde zelfs dien van Czerny-Georg, vooral na de roemvolle verdediging van het vlek Rawanj in 1813. Bij den nieuwen opstand op Palmzondag 1815 stelde hij zich aan het hoofd en bevrijdde na langen, met afwisseling gevoerden strijd zijn land. Bij den vrede van 1816 erkende de sultan hem als wojwood met den rang van vizier, en 6 Nov. 1817 kozen de Knesen en de hooge geestelijkheid hem tot erfelijk vorst. Hij regeerde despotisch, totdat hij 13 Juni 1839 tot abdicatie genoodzaakt en uit het land gebannen werd.Zijn zoon Milan M. Obrenowitsj, in 1819 geb., volgde hem op, maar overleed reeds 26 Juni 1839; zijn tweede zoon, vorst Michael, in 1823 geb., regeerde tot 1842, toen hij voor Kara Gjorgejwitsj, zoon van CzernyGeorg, plaats moest maken. Bij den val van dezen laatsten vorst werd in Dec. 1858 de oude M. weder tot opperhoofd van Servië gekozen; hij stierf 26 Sept. 1860.
