1) Maria, minnares van Lodewijk XIV uit diens jeugd, geb. 1639 te Rome, was een nicht van kardinaal Mazarin, die haar met haar zusters naar Parijs liet komen, waar zij door haar schoonheid en haar geest de liefde des konings won. Mazarin, die verhouding afkeurend, bracht haar in een klooster en huwelijkte haar in 1661 aan vorst Colonna, connétable van Napels, uit.
Zij ontvluchtte haar gemaal in 1672 en begaf zich weer naar het fransche hof, maar vermocht Lodewijk XIV niet meer te boeien. Zij bracht daarop een aantal jaren in een klooster te Madrid door, verliet dat in 1684 en overleed waarschijnlijk 1715 te Madrid.2) Olympia, gravin van Soissons, zuster der vorige, geb. 1640 te Rome, kwam 1647 met naar zuster te Parijs en werd 1657 na haar huwelijk met graaf Eugène Maurice van Soissons tot surintendante van het huis der koningin venhoven. Wijl zij zich in de maitressenkuiperijen des konings mengde, verwijderde haar Lodewijk XIV meermalen van het hof en ontnam haar eindelijk haar positie. Sedert hield zij omgang met de beruchte giftmengster Voysin en vluchtte, door uitlatingen van haar gecompromitteerd, naar Brussel. Vandaar begaf zij zich naar Madrid, waar zij het vertrouwen der gemalin van Karel II won. De hertog van St.-Simon beschuldigt haar, haar gemaal en de koningin van Spanje vergiftigd te hebben. Uit Madrid verdreven en als politiek gevaarlijk bewaakt, overleed zij 1708 te Brussel. Zij was de moeder van prins Eugenius van Savoye.