Gepubliceerd op 20-01-2021

Louis hendricus chrispijn

betekenis & definitie

eigenlijk Crispin, Nederl. tooneelspeler, geb. 13 Mei 1854, bezocht 1872—73 de tooneelschool, trad in 1874, na eenige onderschikte rollen te hebben vervuld, op als Pierrot in Moederzegen (gezelschap Vereenigde Tooneelisten, directie Stumpff en Veltman, te Amsterdam), speelde voorts bij Valois te ’s-Gravenhage, bij Le Gras, Van Zuylen en Haspels te Rotterdam (1876— 81), daarna tot 1883 bij Van Zuylon, moest toen wegens een maagziekte voorloopig het tooneel verlaten, legde zich toen op de costuumkunde toe, bracht een rijke collectie costumes en een zeer volledige verzameling van portretten van artisten bijeen, werd costumier van tooneel en opera, sloot zich in 1885, na zijn herstel, aan bij de Nieuwe Rotterd. Schouwburg-Maatschappij, als regisseur, costumier en acteur, bleef hier vier jaren aan verbonden, was toen jeune premier, eerst bij Le Gras en Haspels, daarna van 1890—91 bij De Vos en Van Korlaar in den Tivoli-schouwb., voorts tot 1893 bij Van Lier te Amsterdam, richtte in laatstgenoemd jaar de Nederl.

Tooneel-vereeniging op, was van deze vereeniging tot 1897 directeur-sociétaire en regisseur en werd met ingang van het seizoen 1897/98 regisseur bij de kon. vereeniging Het Nederl Tooneel. C. speelde ook enkele malen in het buitenland, als in 1880 roet het Rotterd. gezelschap te Londen, in 1895 met zijn Tooneelverecniging te Berlijn. De voornaamste rollen die hij vervulde zijn: de nar in Shakespeare’s Driekoningenavond, Chapuzot in Zola’s De Erfgenamen van Babourdin, Johannes in Hauptmann’s Eenzamen, Spirido in Multatuli’s Vorstenschool, enz.; hij legt een voorliefde voor scherp geteekende karakters aan den dag.

< >