Gepubliceerd op 23-02-2021

Kerkelijke goederen

betekenis & definitie

bezittingen van een kerk of van de geestelijkheid. Bij de eerste christenen werd in alle kerkelijke behoeften voorzien door vrijwillige bijdragen der gemeente.

Doch langzamerhand breidde zich het begrip van zelfstandige K. uit, waarvan het bestuur en het vruchtgebruik aan de geestelijkheid kwam, terwijl het goed zelf alleen in dringenden nood met toestemming der geestelijke overheid vervreemd of belast mocht worden. Deze K. werden door giften en voorrechten van den staat, bijdragen van steden, schenkingen en legaten van particulieren en door de tienden, waarop de kerk op grond der mozaïsche voorschriften aanspraak maakte, vermeerderd. De rijkdom der kerk nam op die wijze verbazend toe, doch reeds van de 12de en 13de eeuw af werd het verzet tegen de stoffelijke overmacht der geestelijkheid, die bijv. in Spanje bijna een zesde van alle grondbezit in handen had, voortdurend algemeener en het gelukte den vorsten omstreeks het midden der 15de eeuw, het verkrijgen van gronden, renten, belastingen enz. door kerken en geestelijke lichamen afhankelijk te maken van de toestemming van den landsheer. De Reformatie leidde in de 16de eeuw tot secularisatie (zie ald.) van vele bezittingen der geestelijkheid, welke deels in private bezittingen, wereldlijke heerlijkheden of domeinen veranderd, deels tot kerkelijke doeleinden en voor de school bestemd werden.