staatsman en schrijver, geb. te Groningen, 6 April 1808, werd 1836 algemeen secretaris der Indische regeering, in 1842 secretaris-generaal van het departement van koloniën, was van 1848—51 lid van den Raad van Indië, van 9 Jan. tot 14 Maart 1861 minister van koloniën, en werd in 1862 lid van den Raad van State; hij overl. te Den Haag, 23 Juli 1878. Hij schreef: Noiices historiques sur les Birateries commises dans VArchipel Indien-Oriental (Den .Haag 1847), Bijdragen betreffende de kolonisatiekwesties in Oost- en West-Indië, het stelsel van deportatie in Nederh-Indië enz. (1854—59), Het eiland Boeroe, met bijdragen en toelichtingen in verhand tot europeesche kolonisatie (met T.
J. Willer, Amst. 1858), Over het beheer onzer koloniën (Den Haag 1862), Het eiland Celebes volgens de togten en ontdekkingen van Vosmaer (in de „Koloniale jaarboeken”, Den Haag 1872), verder levensschetsen van Nederburgh, Wiselius, Dirk van Hogendorp, Daendels, Falck, Van Alphen, Van den Bosch, Elout, Du Bus, De Koek, Van Polanen, enz. (in de Handelingen van het Indisch Genootschap, Den Haag 1854—59) en tal van bijdragen voor het „Biographisch Woordenboek” van Van der Aa.