zweedsch dichter, geb. te Floby in 1751, overl. te Stockholm, 1795, maakte opgang door zijn gedichten, waarin hij de erotische latijnsche en de luchtige fransche poësie der 18de eeuw tot voorbeeld nam. Hij behoorde tot de dertien eerste leden der Zweedsche academie, door Gustaaf III benoemd en werd door het lot aangewezen als de eerste directeur van dit lichaam.
Ook koos de koning hem uit om hem bij te staan bij het vervaardigen van operateksten. Vruchten van dezen gezamenlijken arbeid zijn: Aeneas te Carthago (1782), Koningin Christina (1785), Gustaaf Tl7asa (1786) en Gustaaf Adolf en Ebba Brahé (1788). Ook als publicist en polemist verwierf K. naam; hij streed voor de academische richting in de kunst tegen het romanticisme, dat in Thorild een voorstander vond, voor het verlicht despotisme en de begrippen van verdraagzaamheid. Tot de meest bekende werken uit zijn latere levensjaren behooren: Nieuwe Schepping (1790), Sigvarth en Hïlma (1791), Aan Christina (1792).