Gepubliceerd op 23-02-2021

Jever

betekenis & definitie

1) Ambt, zonder de stad J„ van het oldenburgsche district Oldenburg, in 1900: 44.006 inw., in 24 gemeenten.

2) Stad, hoofdplaats van het ambt J., 13 km. van de zee, aan het Sieldiep, een naar de haven van Hooksiel voerende vaart, telde in 1800: 5486 inw.; allerlei industrie en handel. J. behoort tot de oudste steden van Friesland en bestond vermoedelijk reeds in de 6de eeuw. Jeverland, een deel van het oude Friesland, vormde van ouds een erfelijke heerlijkheid, die sedert 1359 onder 'het oppergezag van Edo Wijmken en diens nakomelingen stond, in 1573 door erfenis aan graaf Johan XVI van Oldenburg, in 1663, bij het uitsterven van dit huis, aan vorst Johan van Anhalt-Zerbst, en in 1793 aan keizerin Katharina II van Rusland, prinses van Anhalt-Zerbst, kwam. Keizer Alexander stond in 1807 het land aan het koninkrijk Holland af; in 1814 werd het bij Oldenburg gevoegd.

< >