i, negende letter van ons alphabet en de derde klinker; zij heette bij de oude Grieken iota, een naam die evenals het hebreeuwsche jod van phoenicischen oorsprong is en hand beteekent. In het oude phoenicische schrift had de I den vorm van een drievingerige hand; deze vorm heeft zich in de alphabetten die haar overnamen allengs gewijzigd.
De i is de kleinste letter, vandaar de uitdrukking iota, om aan te duiden dat iets van geringe beteekenis is („geen tittel of iota”, vergel. Matth. 5, 18). Naar den klank onderscheidt men volkomen i (ie), als in ziet, dialect enz., en onvolkomen i, als in zit enz. Als romeinsch getalteeken is I 1; als muntteeken: op oude fransche munten Limoges, op duitsche Hamburg; als afkortingsteeken staat I in romeinsche inscripties, handschriften enz. voor imperator.