Gepubliceerd op 29-01-2021

Franciscanen

betekenis & definitie

minderbroeders, minorieten, serafijnsche broeders. Een door den H. Franciscus (zie ald.) gestichte monniksorde. De H. Klara stichtte in 1212 een vrouwelijke afdeeling der orde, die der Klarissen, waarbij in 1221 nog een z.g. derde orde, die der Tertiariërs en Tertiarissen kwam, mede door Franciscus van Assisi gesticht, voornamelijk voor dezulken die wegens ouderdom als anderszins verhinderd waren in de eerste en tweede orde te treden, doch niettemin de verdienste van het ordeleven deelachtig wen:schen te worden. De eigenlijke F. verkregen in 1223 van Honorius III bekrachtiging hunner orderegels en tegelijkertijd belangrijke kerkelijke voorrechten; zij moesten uitsluitend van aalmoezen leven, mochten zonder bizondere vergunning der plaatsel. geestelijken overal prediken en de biecht hooren, werden aan het bisschoppelijke beheer onttrokken en onder een eigen generaal en zoodoende onmiddellijk onder den paus gesteld, en verkregen voorts den Fortiuncula-aflaat. De orde nam snel toe in ledental en invloed ; in 1262 telde zij reeds 8000 kloosters met 200.000 monniken en in den loop des tijds werden vele F. tot hooge kerkelijke ambten geroepen; de pausen Nicolaas IV, Sixtus IV en V, Clemens XIV waren F.; ook kwamen uit haar midden tal van vermaarde theologen voort: Bonaventura, Alexander van Hales, Duns Scotus, Roger Bacon, Nicolaas van Lyra, Occam enz. Met de sterke verbreiding der orde werd meer en meer behoefte gevoeld aan verzachting der strenge regels; nog tijdens het leven van den stichter zocht Elias van Cortona, in 1224 door Franciscus voor den tijd van zijn afwezigheid tot vicarisgeneraal benoemd, enkele verzachtende bepalingen in het reglement opgenomen te krijgen, echter zonder gevolg; hij hernieuwde zijn pogingen toen hij in 1232 tot generaal was benoemd, doch werd deswege door de strengere strooming in de orde onder Antonius van Padua en Cesarius van Speyer in 1239 afgezet ; eerst in 1517 werd door Leo X een strengere en een zachtere opvatting van de gelofte van armoede in de orde gesanctioneerd; sinds bestonden in de orde twee erkende richtingen, die der Observanten of Familiebroeders (Fratres minores regularis observantiae), die de orderegels in hun oorspronkelijke gestrengheid handhaven, en die der Konventueelen, welke verzachtingen laten gelden. In 1528 scheidden zich de Kapucijnen als zelfstandige orde van de Observanten af. De verschillende takken der Observanten, nl. de Klarenijnen (Clareni fratres), in 1302 door Angelo di Cordona gesticht, de Discalceaten in Spanje, uit w'elke in 1555 de strengste tak der geheele orde, die der Alcantarijnen (zoo geheeten naar Petrus von Alcantara, overl. 1562) ontstond, verder de Reformaten in Italië, in 1531 door den Spanjaard Molina gesticht, en de Recolleeten in Frankrijk en Vlaanderen (ontstaan in 1602), werden door paus Leo XIII, nadat deze in 1892 het beschermheerschap over de orde aanvaard had, in 1897 tot een ongedeelde Franciscanerorde vereenigd en onder een gemeenschappelijk reglement gesteld, waarmede al deze benamingen vervallen zijn. De oude Regula der orde, van 1221 of 1228, werd door P. Sabatier te Capistrano in de Abruzzen teruggevonden (zie Sabatier, Regula antiqua fratrum et sororum de pcenitentia seu tertii ordinis Sancti Francisci, Parijs 1901).

Aan het hoofd der geheele orde staat een generaal, die den titel van Minister generalis voert, en steeds uit de Observanten gekozen wordt; de Konventueelen hebben aan hun hoofd een Magister generalis, die onder den generaal staat; elke provincie (kustodie) staat onder een provinciaal (kustos) ; de hoofden der afzonderlijke kloosters heeten gardiaan. De dracht der orde bestaat uit een grofwollen overkleed (bij de Observanten bruin, bij de Konventueelen zwart) meteenbreede afhangenden kraag als mantel, een koord om den middel (vandaar haar fransche naam Cordeliers) ; oorspronkelijk gingen de F. geheel barrevoets, thans dragen zij sandalen.

In de 18de eeuw telde de orde, met inbegrip van de Kapucijnen, nog 150,000 leden, in 9000 kloosters ; gedurende en na de fransche omwenteling werden de F. uit de meeste europeesche landen verdreven. Tegenwoordig hebben de Konventueelen nog ongeveer 290 huizen, meest in Italië; de observanten telden in 1889, volgens het toenmaals gehouden generaal-kapittel, 14,798 leden, nl. 6516 Observanten in engeren zin, 5803 Reformaten, 1621 Reeollecten en858 Discalceaten. In Nederland hadden de paters F. in 1901 kerken te Amsterdam (2), Ammerzoden, Bolsward (2), Coevorden, Delft, Franeker, Gorinchem, Gouda, 's-Gravenhage, Haarlem, Hernen en Leur, Leiden, Lichtenvoorde, Lochem, Maastricht, Megen, Nijmegen, Oudewater, Rotterdam (2), Venray, Vorden, Vragender, Weert, Woerden, Wijchen (2) en Zaltbommel, en kloosters en seminaries te Weert (hoogere studiën), Maastricht (St. Bonaventura-inrichting, voorbereidende cursus der theologie), Megen (gymnasium St. Antonius van Padua), (gymnasium, cursus theologie), Wijchen (klooster, toegewijd aan den H. Joseph, zetel van het noviciaat der orde voor Nederland, tevens inrichting voor den eersten en tweeden cursus der philosophie), Woerden (klooster en college voor theologie) Urmond (PatersMinderbroeders Konventueelen), Lichtenvoorde (klooster en gymnasium van duitsche paters F.), Blijerheide bij Kerkrade (2 duitsche kloosters, n.l.. 1 van paters en 1 van broeders), Sittard (Collegium Seraphinum, noviciaat der paters F. Recollectinen uit de provincie Thüringen. Bij breve van 17 Juni 1890 werd voorts door den H. Stoel de zorg voor het apostolisch vicariaat Zuid-Chansi in China aan de paters F. der Nederl. ordensprovincie opgedragen. Provinciaal der Nederlandsche ordensprovincie is (sinds 1895) Petrus v. d. Burgt, geb. 1852.