Gepubliceerd op 29-01-2021

Euphraat

betekenis & definitie

gr en lat. Euphrates, hebreeuwsch Prath, armeensch en arameesch Ephrat, armeensch ook Aradzani, arabischFrat oi Foerat, babyloniseh-assyrisch Poeratoe, oud-perzisch Oelratoe, d. w. z. de zeer breede. Hoofdrivier en met de Tigris (zie aid.J het voornaamste waterstelsel van Voor-Azië. Hij ontstaat in het hoogland van Armenië, uit twee bronrivieren van nagenoeggeiijken waterrijkdom ; de eerste, de kortere westelijke, voorheen gedurende vele eeuwen de oostgrens v/h Romemsehe rijk, en thans bij de Turken behalve Frath ook Kara-soe (zwarte water) geheeten, heeft haar bron 37 km. n.o. van Erzeroem ; de bron van de tweede, de langere oostelijke (bij de Turken Moerad-soe, voorts ook Ephrat en Aradzani of Arsanias geheeten) ligt ten z.w. van Diadin, benoorden het meer Wan, a/d Ala-Dagh, op 2750 m. hoogte. De Kara-soe heeft i/h begin een westelijke richting, doorloopt eerst de vruchtbare vlakte van Erzingjan, vervolgens een nauw, tot Kernak reikend défilé, wordt hierin vlotbaar, buigt zich met een scnerpen hoek naar het Z.Z.O., betreedt het diepe dal van Egin (welks steile rotswanden zich tot I30() m. hoogte verheffen en dat zoo nauw is dat men er een brug over beeft kunnen bouwen), en vereenigt zich bij Keban-Maden, na een loop van 444 km. met de Moerad-soe. Deze doorloopt eerst de streken ten n. van het meer Wan, neemt daarop een westelijke richting aan, en heeft tot liet punt van vereeniging bij Keban-Maden een lengte van 666 km.

Van de saamvloeiing der beide bronrivieren af wrordt de richting in hoofdzaak een zuidelijke. De nu 108 meter breede stroom doorloopt eerst een zuidwestwaarts gericht lengtedal; vervolgens doorbreekt hij den ïaurus, waar hij, tusschen uitermate woeste rotsmassa’s van 600 tot 1000 meter ingesloten, door een erosiedal schiet en over een lengte van nauwelijks 60 km. honderden van stroomsnelten en cataracten vormt, totdat bij Telek aan een punt hetwelk Gleikasj of Hertensprong genoemd wordt, zijn bedding zich tot op 20 in. vernauwt. Dicht bij Telek, waar de E. zijn oostelijkste punt bereikt, liggen de bronnen van den Tigris (Didsjleli of Schatt). Bij Telek wendt hij zich n/h z.,later n/h z.z.w. en w.z.w., en vormt tusschen de plaatsen Gerger en Samsat (Samosata) zijn laatsten waterval; hij heeft hier nog steeds steile oevers van een roodachtigen zandsteen, gemiddeld 100 meter hoog; zijn lengte van Keban-Maden tot hier bedraagt 185 km.; hij wordt hier (1190 kin. van zyn monding) bevaarbaar.

Het tweede gedeelte van den loop des Euphraats begint daar waar hij de groote Syrische vlakte betreedt en tot aan Hit. Bij Rum-Kale wendt hij zich naar het zuiden; hier en ter hoogte van de tegenover Biredsjik gelegen doorwaadbare plaats (de veelvuldigst gebruikte in geheel Syrië) nadert de E. de Middellandsche zee tot op 215 km. De kunstmatig bevloeide oevers bestaan uit gips, zandsteen en conglomeraten; daarachter is de woestijn in het voorjaar met een weelderig groen bedekt. Tusschen Biredsjik en Balis (126 km.) neemt hij eerst rechts de van Aintab komende Sadsjoer (de Sangar der assyriërs) en vervolgens de Kalaat en-Nedsjm op. Van Balis af doorkronkelt de rivier met oostelijke hoofdrichting over 60 km. (tot Rakka, het antieke Nicephorium) een schilderachtig weidelandschap. Boven Rakka, bij Phunsah (Thapsacus), bevinden zich eeuwenoude overblijfselen van een brug; hier ter plaatse heeft de rivier een breedte van 225 meter; bij Halebi-Dsjelebi (het Zaba of Zaia der arabieren) vernauwen de kale, niet zeer hooge Abusjirbergon de bedding weer aanzienlijk. Boven Deir verschijnen langs haar oevers de eerste groepen van dadelpalmen, citroen- en oranjeboomen; hier splitst de stroom zich en omspoelt tal van lage vlakke eilanden. De E. vervolgt daarop zijn loop weer tusschen hooge heuvelen door en in een steenachtige bedding, hij heeft hier des zomers slechts l1/;» m. diepte. 45 km. beneden Deir, bij Aboe-Serai ((Jircesium), neemt hij links de Chabur op; 110 km. verder, bij Werdi, wordt zijn loop oostelijk; hij heelt hier een breedte van 360 meter bij een diepte van 5’/j meter; over het 150 km. lange gedeelte van Werdi tot Anali (rechts) en Rawa (links), splitst hij zich herhaaldelijk en vormt zoodoende tal van eilanden (26 grootere); aan het eind van dit gedeelte strekt zich over zijn bedding een rif uit, hetwelk een der hoofdhindernissen van zijn geheelen loop uitmaakt. 1200 km. van het punt waar hij de vlakte betreedt en 890 km. van zijn monding, ligt Hit. Van hier nemen de heuvelen aan zijn oevers in hoogte af; de E. zelf wordt hier ook dieper en onstuimiger en gelijkt hier veel op den Bulgaarschen Donau. — Einde Maart begint met den regentijd de rivier te wassen; tusschen 21 en 28 Mei heeft zij haar hoogsten waterstand bereikt; gedurende dezen tijd of nagenoeg 2 maanden zouden stoomvaartuigen over een aanmerkelijke lengte nergens een hindernis ontmoeten; het bevaren bepaalt zich evenwel tot vlotvaart; het laagst is de waterstand in November; de scheepvaart stuit dan tusschen Biredsjik en Basra (40 km.) op niet minder dan 39 hindernissen. Beneden Hit zijn aan weerskanten ter bevloeiing der akkers tallooze grachten gegraven; in de oudheid ging van hier uit (rechteroever) ook een groot kanaal naar de monding, steeds den loop van den stroom zelf volgend; van dit kanaal zijn nog sporen voorhanden.

De benedenloop van den E, van Diwanieh tot Korna, is van oudsher bekend wegens zijn talrijke lagunen, de Paludes Chaldaicae, el-Batiha der arabieren, thans Lamloem-moerassen geheeten. De stroom is bij Diwanieh 150, bij Lamloem, waar een arm den hoofdstroom verlaat, 110 meter breed en gemiddeld 33/5 meter diep; bij hoogwater verplaatst de watermassa zich hier nauwelijks 4^2 km. per uur. Nadat de Lamloemarm zich weer met de hoofdader heeft vereenigd (bij el-Chidr), wordt deze laatste weer 180 meter breed, omspoelt hier een negental eilanden en heeft hier hooge met jungles bedekte oevers. Tot zoover vormen de Lamloem-moerassen de voornaamste moeilijkheid voor een geregelde vaart; het klimaat is hier bovendien doodelijk, de stammen die de oeverstreken bevolken zijn wild en ongastvrij ; de hooger gelegen stukken land in deze moerassen bevatten de ruïnen van tal van steden der oudheid: Erech (Uruk of Oeroek, thans Arka), Ur der Chaldeeën (thans Mugajir) enz. Bij Korna onder 31° N.B , eindigt de E. zijn loop, doordat hij zich met den Tigris tot denSchatt el-Arab vereenigt. De E. heeft een rijke vischfauna; de oeverstreken bevatten overvloedig hout, steenkool, bitumen en naphta. De E. is in het geheel 2775 km. lang. De pogingen der Engelschen om op de E. een geregeld stoomvaartverkeer te openen (1835—37), schijnen tot de overtuiging te hebben geleid dat het plan om hem tot een waterweg tusschen Oost-Indië en de Middell. zee te maken bij zijn tegenwoordige gesteldheid illusoir is. Literatuur: Chesney, The expedition for the survey of the rivers Euphrates and Tigris (Lond, 1850), Sachau, Am Euphrat und Tigris (Leipz. 1900).