Fransch tooneel-en romanschrijver, geb. 15 Aug. 1836 te Parijs, trad het eerst op met Une femme qui mord (1851), en leverde voorts een geheele reeks tooneelstukken, gedeeltelijk onder medewerking van Thiboust, Ponson du Terrail, Anicet Bourgeois, Siraudin, Clairville, Brisebarre en Raoul Toché, waaronder kluchten, tooverstukken, revues, vaudevilles, en drama’s; de voorn. zijn : Los délassements en vacances (1860), Les noces du diable (1863), Rocambole (1861), Cendrillon (1866), La jolie Parfumeuse (1871), l’Espion du roi (1876) Le château de TireLarigot (1881) le Petit Chaperon rouge (1885): Mademoiselle Gavroche (1885): le Parfum (1888); les Femmes nerveuses (1888); le Cadenas (1.889); Paris fin de siècle (1890); Madame l’Amiral (1892); Monsieur Coulisset (1892); la Maison Tamponin (1893); la Rieuse (1891); le Carnet du diable (1895); le Carillon (1897) ; enz. In boekformaat gaf hij in het licht : Entre Bicêtre et Charenton en Les Aventures d’un notaire (1866) ; Journal d’un vaudevilliste (1891); les Mémoires d’un vieux beau (1895); enz.
Zijn voornaamste medewerker (sinds 1879), Raoul Toché pleegde in Jan. 1895 zelfmoord. B. is medewerker aan vele bladen en tijdschriften (Rappel, Gaulois).