geb. te ’s Gravenhage 30 Nov. 1827, overl. aldaar 24 Mei 1904; ontving zijn eerste opleiding aan een gewone school van lager onderwijs te ’s Gravenhage, terwijl hij van zijn 12de jaar af middelbaar onderwijs aan het gymnasium te Katwijk aan den Rijn genoot. In ’s Gravenhage teruggekeerd, werd hij op het procureurskantoor van A.
P. Th. Eyssell geplaatst, welken werkkring hij spoedig verwisselde met een op de griffie der arrondissements-rechtbank te ’s Gravenhage. Toen nu in 1849 het denkbeeld om de Stenographie bij de Staten-Generaal in te voeren, tot rijpheid was gekomen en eene plaats van verslaggever bij de Nederlandsche Staatscourant was te vervullen, onder voorwaarde, dat door den te benoemen persoon de Stenographie zou worden geleerd, bood S. zich daartoe aan. Tetar van Elven, ambtenaar bij het departement van binnenlandsche zaken, zou hem een stelsel van Stenographie leeren, wat hij had samengesteld, maar waarvan de practische waarde nog moest worden bewezen. S. ontving in Januari 1849 in deze kunst zijn eerste lessen, en legde er zich met zulk een volhardenden ijver op toe, dat hij reeds een half jaar later zijn eerste, terstond geslaagde, proeven kon abeggen.
Tengevolge daarvan werd de Stenographie in hetzelfde jaar bij eene wet ingevoerd. Gaandeweg werden andere leerlingen gevormd en in 1852 kwam bij de Staten-Generaal eene stenographische inrichting tot stand, die sedert, met volkomen goed gevolg, de verslagen van de vergaderingen der beide Kamers heeft het licht doen zien. S., als eerste stenograaf bij deze inrichting benoemd, was belast met de opleiding der leerlingen en met alles, wat betrekking had op de stenographische leiding der inrichting, terwijl de toenmalige directeur, J. J. F. Noordziek, voormalig redacteur der Staatscourant, meer het administratieve gedeelte leidde.
Bij den dood van laatstgenoemde kwam S., met diens titel, aan het hoofd der stenographische inrichting te staan, welke betrekking hij tot Sept. 1901 bekleedde. De StatenGeneraal toch hadden toen, op een voorstel van de gemengde commissie voor de Stenographie uit haar midden, bepaald, dat de ambtenaren van de stenographische inrichting op hun 70ste jaar zouden worden ontslagen, welk besluit voor den toenmaligen directeur van terugwerkende kracht werd verklaard. Het stelsel, door Tetar van Elven s.amengesteld, was in vele opzichten voor verbetering vatbaar. Dit was de taak, welke S. op zich had genomen en waarin hij volmaakt is geslaagd, wat overvloedig blijkt uit het feit, dat gemeld stelsel, sedert zijn invoering, onafgebroken en uitsluitend in de Staten-Generaal is toegepast. Sedert 1904 kunnen echter ook stenografen van andere stelsels tot de stenographische inrichting worden toegelaten.