Eilandengroep in de Bandazee, bezuiden Nieuw-Guinea, tusschen 5° 18' en 7° 5' 25" Z.B. en tusschen 134° 8' en 134° 56' O.L. v.Gr. De groep bestaat uit een 80-tal grootere en kleinere eilanden; de voorn, zijn Warialaoe, Kola, Wokam, Kobror, Maikor met Koba, en Tarangan, die in een rechte lijn van het noorden naar het zuiden op elkaar volgen, en slechts door breede kanalen zijn gescheiden, die de verkeerswegen tusschen de Voorwalsen de Achterwals-eilanden uitmaken.
De A. werden in 1606 door Willem Jansz. ontdekt, en in 1623 door Jan Carstensz. aan de Oost-Indische compagnie onderworpen; in 1659 werd op het eiland Wokam een lort gebouwd, ter beteugeling, van de zich steeds herhalende onlusten. Op het einde der 18e eeuw kwam de handel op de A. geheel in handen der Makassaren en Boegineezen en na de teruggave der koloniën door Engeland maakte Nederland weinig of geen werk van deze groep; eerst in 1882 werd te Dobo, de hoofdlaats, een posthouder geplaatst. De bevolking ezer eilanden wordt geschat op 15.000 zielen. Administratief behooren de A. tot de residentie Amboina; zij maken een onderafdeeling uit van de afdeeling Aroe-, Kei-, Tenimber- en Zuidwestereilanden.
