Gepubliceerd op 19-01-2021

Arianen

betekenis & definitie

De aanhangers van het naar Arius genoemde Arianisme, de meest ingrijpende en meest verspreide dwaalleer uit de vroege geschiedenis der christelijke kerk, en de verzamelplaats, waarin alle vijanden van het Christendom zich verbroederden. De korte inhoud van de leer der Arianen, gelijk deze door Arius onderwezen werd, is als volgt: 1° De Vader alleen is ongeschapen en heeft zijn bestaan uit zichzelven: Hij alleen is eeuwig, niemand is Hem gelijk.

Ook de Zoon is den Vader in wezen niet gelijkend, want Hij is krachtens zijne voortkomst niet eeuwig en dus niet waar achtig God gelijk de Vader; 2° hoewel de Zoon was voor aarde en hemel waren, was er toch een tijd dat de Zoon niet was. De Zoon is een 'schepsel, door den wil Gods uit niet geschapen als het eerste en meest volmaakte der scheppingen; Zijn eigenschappen zijn begrensd en Hij is van nature bekwaam tot zonde; 3° dewijl Hij evenwel in Zijn verblijf op deze aarde Zijn zedelijke natuur standvastig onbedorven heeft bewaard, bewees de Vader Hem in steeds rijkere mate Zijn genade en heeft Hem door die genade als Zoon aangenomen; 4° De Vader heeft den Zoon geschapen, om door Hem de wereld te scheppen en met deze in verbinding te treden.Wegens deze leer werd Arius in 320 op eene synode te Alexandrië door bisschop Alexander uit zijn geestelijke bediening (hij was priester van de kerk te Alexandrië) ontzet en in den ban gedaan. Nu echter begon Arius de door hem opgebouwde leer met fanatieken ijver te verbreiden onder een menigte, van nature belust op duistere vraagstukken. Zijn aanhang nam binnen enkele jaren een zoodanige verhouding aan, dat de geheèle oostersche christenheid als in twee kampen was verdeeld. De plechtige veroordeeling van het Arianisme geschiedde op het eerste algemeene concilie in 325 te Nicea gehouden, waarop 318 bisschoppen tegenwoordig waren.

Onder de A. ontstonden weldra meerdere stroomingen (o.a. Anomeeërs, strenge Arianen, en Semi-Arianen, minder strenge, die weer verdeeld werden in Homosiasten en Acacianen); in het westen kreeg de zuivere christelijke leer steeds meer de overhand en op het tweede oecumenische concilie te Constantinopel, 381, werd het eerste van Nicea plechtig bevestigd en de eenheid in wezen van den Vader en den Zoon in het tot rijkswet verheven Symbolum Nicaeno-Constantinopolitanum nogmaals uitgesproken, waarop de partij der A. in het Romeinsche rijk snel wegsmolt. Door de groote volksverhuizing verspreidde het Arianisme zich evenwel over door Germanen bewoonde streken; het langst echter hield deze leer stand onder de Longobarden, bij wie zij tot in de 7de eeuw hare aanhangers telde. Haar periode van uitsterving in WestEuropa ving aan met den óvergang van Clovis (zie deze) tot het christendom. Onder Theodorik was zij de heerschende godsdienst in Italië, onder Alarik in een deel van Frankrijk, in Aquinatië en in Spanje; onder de Wandalen in Noord-Afrika.