fransch schilder, geb. te Grenoble, 3 Nov. 1817, behaalde in 1839 den eersten prijs bij de academie. Na zich 8 jaren in Italië te hebben opgehouden, maakte hij zich bij de tentoonstelling te Parijs van 1850 een gunstigen naam door zijn Malaria.
In 1853 leverde hij in den Judaskus een bijbelsch-historiseh stuk. Later bleef hij zich uitsluitend aan het genre wijden en leverde Italië, werwaarts hij zich andermaal begaf, hem de onderwerpen zijner stukken. Tot deze behoor en de meisjes van Alvito (1855), De hooiverkoopsters van San Angelo (1857), Rosa Nera (1859) en Het meisje aan de bron, die allen tooneelen uit het leven van het italiaansche landvolk voorstellen. Andere bekende werken van H. zijn: Pasqua Maria (1863), la Perle noire (1866), Adam et Eve chassés du paradis terrestre (1867), la Pastorella, la Lavandia (1869), le Matin et le Soir de la vie (1870), la Muse populaire italienne (1872), la Nymphe des bois, la Sultane (1879), Sainte Agnès (1881), Muse (1884), Aux héros sans gloire (1888), le Solitaire, le Général de Miribel (1889), le Sommeil de l’Enfant Jésus (1895), vele portretten. Zijn figuren zijn weinig afwisselend; vooral zijn vrouwentypen keeren gedurig terug. H. was tweemaal directeur van de Académie de France te Rome (1867—73 en 1885—91); in 1874 werd hij lid van het Instituut; in 1882 hoogleeraar aan de Ecole des beaux-arts te Parijs; in 1889 behaalde hij op de wereldtentoonstelling den grand prix, in 1895 verkreeg hij de eere-medaille.