(Fransch amandes ; duitsch Mandein; engelsch almonds). De zaadvrucht van den amandelboom, Amygdalus communis, zie aldaar.
Deze zaadvrucht heeft een plateivormige gedaante en eene viltachtige bedekking; bij het rijp worden valt deze af. De inwendige vruchthuid, de dop of bast is doorgaans zeer hard, schilferig, houtachtig en heeft diepingesneden, onregelmatige sleuven; in deze harde vruchthuid ligt het zaad, de eetbare amandel, besloten; soms bevat een vrucht twee dier zaden.Men onderscheidt twee verscheidenheden van de amandelplant ; de een levert de zoete, de ander de bittere amandel. Bij de laatste verscheidenheid van de Amygdalus communis zijn de meeldraden even lang als de stamper, bij de eerste de meeldraden korter. De zoete amandelen komen meest zonder de harde schaal voor; Nederland krijgt ze hoofdzakelijk uit Sicilië, Italië, Spanje en Zuid-Frankrijk toegezonden. Men onderscheidt in den handel hoofdzakelijk twee soorten zoete amandelen, groote of pugliëesche en kleine of barbarijsche genaamd, meestal uit Marokko komende. Beide hebben weder nevensoorten. De zoogenaamde ambrosin- amandelen uit het Florentijnsche zijn groot, lang en dik en hierdoor verschillend van de gewone italiaansche, wier smaak minder aangenaam is.
De siciliaansche zijn rond en dik. Bovendien verdienen vermelding de comtaatsche, de spaansche enz.
Kraakamandelen, noemt men eene variëteit der zoete amandelen die een zeer dunne schil heeft en met die schil in den handel komt. Deze soort komt van Marseille en uit Sicilië. Hoe grooter zij zijn en hoe dunner de schaal is, des te hoog^r staan zij aangeschreven.
De bittere amandelen zijn meestal spitser en kleiner dan de zoete. Vooral gezocht zijn de barbarijsche, die over Londen in den handel komen. De bittere amandelen bevatten een eigenaardig kristalliseerbaar lichaam, amygdaline genaamd, en geven bij distillatie met water de blauwzuurhoudende bitteramandelolie, die in de parfumerie gebruikt wordt.
Goede amandelen moeten ongebroken, dun van schil, zeer wit en zoet zijn. Oude en belegen waar herkent men aan de geelacbtige kleur op de breuk, en aan den olieachtigen, ranzigen smaak.