Gepubliceerd op 23-02-2021

Adolf theodor friedrich michaëlis

betekenis & definitie

duitsch oudheidkundige, geb. 22 Juni 1835 te Kiel, studeerde in de philologie te Leipzig, Berlijn en Kiel, bezocht 1857—61 Italië, Griekenland, Londen en Parijs, promoveerde vervolgens aan de hoogeschool te Kiel in 1861, werd 1882 buitengewoon hoogl. te Greifswald, 1865 gewoon hoogl. in de klassieke philologie en archeologie te Tübingen, 1872 te Straatsburg; sedert 1874 is hij1 ook lid van het centraal bestuur van het duitsche archeologische instituut te Rome, waarvan hij de geschiedenis schreef (Berlijn 1879). Zijn voornaamste werk is de groote monographie Der Rarthenon (Leipz. 1871).

Buitendien publiceerde hij zeer veel in wetenschappelijke tijdschriften, bezorgde een critische uitgave van Taoitus’ Dialogus de oratoribus (Leipz.‘ 1868), voltooide Otto Jahn’s nagelaten Griechische Bilderchronïken (Bonn 1873) en verzorgde den tweeden en derden druk van diens uitgaven van Sophoeles’ Electra (ald. 1872 en 1882), van Apuleius’ Psyche et Cupido (Leipz. 1873), van Pausanias’ Descriptio arcis Athenarum (Bonn 1880). Ook stelde hij een catalogus samen der in Engeland in privaat bezit verstrooide antieke beeldwerken (Ancient marbles in Great Britain, engelseh door Fennell, Cambridge 1882).

< >