Gepubliceerd op 23-02-2021

Abraham ledeboer

betekenis & definitie

nederlandsch godgeleerde, geb. 17 Oct. 1735 te Weerselo in Overijsel, overl. 13 Aug. 1808 te Amsterdam, was predikant te Renswoude en te Haastrecht, nam in 1777 wegens een spraakgebrek zijn emeritaat en wijdde zich sedert aan de opleiding van jongelieden voor de hoogere studiën. Van zijn geschriften werden verscheidene bekroond, als: Over het zedelijk gevoel door ’t Stolpiaansch legaat, twee andere door het Bijbelgenootschap te Amsterdam: Over Salomó’s spreuken, een vierde door ’t Haagsche Genootschap: Behoedmiddelen tegen den schadelijken invloed van de schriften der bestrijders van de christelijke openbaring.

Ook schreef hij een leerboekje, getiteld: Eenvoudig onderwijs in de voornaamste waarheden enz., samengesteld met den Tielsehen predikant W. de Roo, later (1814) door Oostkamp uitgegeven onder den titel: Ondewwijs der godsdienst of handleiding ter beantwoording der vragen van de h.h. Ledeboer en de Roo.

< >